China
Door: Joost Purmer
Blijf op de hoogte en volg Joost
30 April 2013 | China, Kunming
14 april
Bij het airporthotel van Shenzhen is het ontbijt inbegrepen. Geen gewoon ontbijt, maar een Chinees ontbijt. We zijn benieuwd of we kat of hond op brood krijgen. Het ontbijt wordt niet in het hotel zelf geserveerd maar in een daarnaast gelegen ontbijtschuur waar honderden Chinezen tegelijk kunnen eten, lekker knus dus. We melden ons met onze ontbijtpas bij de hostess en na een onbegrijpelijke instructie kunnen we met z’n tweeën plaats nemen aan de veel te grote ronde stamtafel. Blijkbaar kunnen we à la carte ontbijten, want we krijgen een menukaart. Er staan alleen maar rare tekens op en niemand spreekt Engels dus dat wordt gokken. We bestellen allebei blind één gerecht van de kaart. De serveersters moeten er met z’n allen heel hard om lachen. Even later blijkt waarom: Martin krijgt een piepklein stukje kat en ik krijg een even klein stukje hond. Zonder noodles of rijst wat blijkbaar heel grappig is. En daar moeten we het mee doen. Na 5 minuten zeggen we vriendelijk dankjewel en lopen we terug naar het hotel om onze spullen te pakken. De hostess valt bijna van haar stokje en even later rennen er 3 gillende serveersters achter ons aan. Geen idee wat we verkeerd hebben gedaan. Hier gaan we niet uitkomen, dus we wenken hen mee naar ons hotel waar we gelukkig iemand vinden die wat Engels spreekt. Het verhaal is dat we pas na 9 uur zijn gaan ontbijten, dus we moeten betalen. Logisch, en begripvol knikkend passen we omgerekend EUR 3,60 af.
Vervolgens vliegen we met het wereldberoemde Hainan Air in 2,5 uur naar Xi’an. Hainan Air heeft een vloot van 2 Airbussen maar heeft 12 A380’s en 8 Boeing 777’s in bestelling staan om de toekomstige groei op te vangen. Op Xi’an airport is het even zoeken, maar uiteindelijk lukt het ons om een bus naar Weinan te pakken. We willen morgen namelijk naar het HuaShan gebergte dat hier vlakbij ligt. Op internet hebben we een aardig hotel in het centrum gespot dat op loopafstand ligt van het busstation. Een vriendelijke schooljongen leidt ons er heen. Het hotel is er een uit de categorie 5 sterren. Het bladgoud, marmer en mahoniehout wordt bewaakt door 2 keurige bewakers in uniform. Achter de balie staan maar liefst 5 dames in stewardess-outfit en de lobby wordt continue gedweild door een hierop voorgeprogrammeerde schoonmaakster. Ondanks het internationale karakter spreekt hier niemand Engels, maar gelukkig worden we precies op tijd geholpen door 5 Chineze zakenmannen die zich zojuist door een verlengde Hummer met geblindeerde ramen voor de deur hebben laten afzetten. Een kamer in dit luxe-paradijs kost maar liefst 26 euro per nacht. Leuk backpacken hier. Als we ’s avonds in een noodle tent eten en over de avondmarkt tegenover ons hotel lopen, komen we er achter dat wij de enige westerlingen zijn hier. En zo te merken hebben de locals nog nooit zo’n attractie gezien. We worden werkelijk door iedereen aangegaapt en nagekeken. De hele stad lijkt het over ons te hebben. We verwerken onze eerste indrukken van dit bizarre land op een terras waar we een heerlijk warm biertje drinken. Ze zijn hier te lui om de stekker van de koelkast in het stopcontact te steken.
15 april
Helaas maken Chinezen geen onderscheid tussen ontbijt, lunch en diner. Verplicht avond-eten als ontbijt. Gelukkig is hier een buffet, dus geen rare verrassingen. Voor de zekerheid spoelen we de rommel wel even weg met een koffie bij de McDonald’s. Die hebben ze hier dan weer wel. Daarna doen we boodschappen in een mega supermarkt waar je gewoon levende kikkers en schildpadden in je winkelwagentje kunt gooien. Bij het afrekenen wel even oppassen dat ze niet van de band af springen. Bij het station proberen we een trein of bus te pakken naar HuaShan, maar ook hier gaan we niet uitkomen. Alles is in het Chinees (of eigenlijk Mandarijn), abakadabra dus. We spreken een taxichauffeur aan en wijzen op een kaart aan waar we heen willen. Binnen no-time staat het halve plein om ons heen. Onze chauf is de held van de dag en glundert dat hij ons in zijn auto mag hebben. Onder luid applaus en gejoel rijden we door de menigte de stad uit. Wel eerst nog even langs een bushalte om er iemand uit te trekken die als tolk kan fungeren. De chauf blijkt er namelijk niets van begrepen te hebben, maar is gelukkig wel zo wijs om dat toe te geven. Uiteindelijk komt de boodschap over en rijden we met een noodgang in 1,5 uur naar HuaShan en dat voor maar 25 euro. We stellen vast dat een taxi het beste vervoermiddel is in dit land. Op het plein met souvenirwinkels en kermisattracties bij het startpunt van de wandeling naar het uitzichtpunt, zijn we ook weer een bezienswaardigheid. Nadat we met wat mensen op de foto zijn geweest, neem ik een kijkje op de wc hier. Wat een bende en wat een lucht. Een giertank is er niets bij. Als ik binnen loop, zitten er openlijk 2 Chinezen met dichtgeknepen ogen op zo’n Frans toilet hun rijst er uit te baggeren. Nu snap ik waarom ze van die ogen hebben. Ze knikken vriendelijk naar me, maar wat een ranzig en schaamteloos volk zeg.
De stoeltjeslift naar de bergtoppen van dit nationale park ligt een paar kilometer verderop. Een andere taxi zet ons af bij een groot parkeerterrein. Hier kun je toegangskaarten kopen voor het park. Een bus brengt je dan naar de stoeltjeslift. Helaas hebben we niet genoeg contanten om de werkelijk torenhoge entree te betalen. Creditcards worden niet geaccepteerd en de pinautomaten hier geven geen geld. Dan maar een suffe wandeling naar het uitzichtpunt. We nemen de taxi terug om terug bij af te komen, maar na 100 meter de berg op wandelen stuiten we ook hier op een kassa met precies hetzelfde verhaal. We zijn er wel klaar mee en krijgen het voor elkaar om voor 4 euro p.p. een bus terug naar Weinan te pakken. Deze chauf lijkt zijn leven, en dat van ons en de rest van de passagiers, niet al te serieus te nemen. Hij rijdt werkelijk als een idioot en weet vrachtwagens en volgeladen driewielers onder luid getoeter iedere keer precies voor een bocht of heuvel in te halen. Om de doodsangsten nog een duwtje in de rug te geven, komt er ook iedere keer precies een tegenligger aan en in de meeste gevallen is dat een vrachtwagen. Gelukkig willen deze chauffeurs nog niet dood en wijken onder nog luider getoeter keurig voor ons uit. Alsof we in een film zitten.
Veilig terug in Weinan picknicken we in het park tegenover ons hotel. Aangezien de eettent van gisteren de enige in de stad is met een Engelstalige menukaart, nemen we geen enkel risico en schuiven we ’s avonds weer aan dezelfde tafel aan. Net als we weer in een discussie zitten met een serveerster die ons niet helemaal begrijpt (je kunt net zo goed gewoon Nederlands tegen ze praten), hoor ik naast me iemand in het Engels aan mij vragen of hij misschien kan helpen. Het is een Amerikaan die hier als docent Engels werkt. Een missionaris die dit volk wat universele taal bijbrengt, ik zeg goed bezig. Zijn we toch niet de enige westerlingen. Hij spreekt ook een woordje Chinees dus we zijn weer geholpen. Wifi lijkt nog niet in deze stad te zijn doorgedrongen, maar na een tip belanden we een kilometer verderop op de stoep van een hotel met een open verbinding. Na een tijdje appen en internetten kan de vriendelijke dame van het front-office dit tafereel niet meer aanzien en vraagt ons binnen te komen en plaats te nemen op de comfortabele sofa in de lobby. Als bonus krijgen we een paar koude biertjes toe (koud betekent hier lauw met ijsklontjes). Op de ijsklontjes na heeft deze mevrouw het helemaal begrepen, wat een service.
16 april
We beginnen de dag weer met een diner in de ontbijtzaal. Al om 7.00 uur, want vandaag willen we terug naar Xi’an. Bij het kopen van het treinticket krijgen we hulp van een schoolmeisje in uniform, anders was het echt niet gelukt. Bij het betreden van de stationshal worden alle tassen gescand alsof je het vliegtuig neemt. Het is erg druk en de trein blijkt ook nog eens een vertraging te hebben van bijna een uur. Je zou bijna denken dat dit een dochteronderneming van de NS is. Toch maar even checken wat een taxi kost, Xi’an ligt tenslotte maar 70 km verderop. Martin krijgt er één zover dat ie ons voor omgerekend 20 euro wil wegbrengen en dat is inclusief de tol. Voor een tientje p.p. en een zinloos gekocht treinkaartje zijn we van de ellende verlost en zo blazen we in een uurtje naar het centrum van Xi’an. Opvallend is dat er op de wegen meer vrachtwagens dan personenwagens rijden. Er wordt nogal wat vervoerd in dit land, want elke vrachtwagen is ook nog eens voller dan volgeladen. We vinden een hotel in het centrum voor 23 euro, 3 euro goedkoper dan de vorige. We moeten het bladgoud dan ook ontberen.
We nemen een taxi naar het ongeveer 30 km buiten de stad gelegen Terracottaleger, één van de vele zogenaamde achtste wereldwonderen die deze aarde rijk is. Het zijn opgegraven grafgiften die omstreeks 220 BC zijn meegegeven aan de eerste keizer van China. Het schijnt dat indertijd circa 700.000 Chinezen dit belachelijke aantal van meer dan 9000 levensechte en unieke beelden van soldaten (met echte wapens) en paarden hebben gemaakt. Daarna zijn ze allemaal levend begraven om het geheim te bewaren. Ik vraag mij dan af wie de laatste levend heeft begraven en wat er met die persoon is gebeurd. Misschien heeft ie zelfmoord gepleegd of heeft ie gewoon z’n mond weten te houden, want het geheim is lang bewaard gebleven. Deze waanzin is namelijk pas in 1974 ontdekt toen een boer naar water aan het boren was. Sindsdien zijn ze alles onder geconditioneerde omstandigheden (er zijn enorme hallen overheen gebouwd die doen denken aan de RAI) aan het opgraven en met tandenborstels aan het schoonschrapen. Ervan uitgaande dat deze arbeiders weinig kosten, wordt er vandaag de dag goed geld verdiend aan deze enorme toeristische attractie. De Chinezen zijn zelfs zo gek dat ze op dit moment druk bezig zijn met de aanleg van een metro vanuit Xi’an. Station ’Terracottaleger’ is al bijna klaar (en wij maar klungelen met een Noord/Zuidlijn van een paar kilometer). Al met al toch gaaf om dit ’wonder’ een keer gezien te hebben. Voor de terugweg laten we ons strikken door een snorder die ons met z’n gloednieuwe Kia voor weinig wil terugbrengen. Aan de rand van de stad gekomen, drukt ie een taxi van de weg en onderhandelt met hem om ons verder naar het centrum te brengen. Blijkbaar heeft ie weinig zin om met z’n nieuwe bolide het chaotische centrum in te rijden. Je kunt het ook als mensenhandel opvatten. Na wat handjeklap stappen we over naar de echte taxi die ons keurig voor de hoteldeur afzet. Via de wifi van het hotel regelen we voor morgen een vlucht naar SongPan (in de bekende aardbevingsprovincie Sichuan), waar we het nationaal park Huanglong willen bezoeken. Gelukkig hebben zelfs de kleinste gehuchten (minder dan 2 miljoen inwoners) in dit land een vliegveld, anders zouden we er 2 dagen over doen om hier te komen. We regelen er ook alvast maar 2 overnachtingen bij. Om te voorkomen dat we vandaag een stap te veel zetten, dineren we in het restaurant naast het hotel dat via een binnendeur te bereiken is.
17 april
Om de maag van Martin weer een beetje op gang te helpen, drinken we koffie bij McDonald’s. Het mag helaas niet baten. Dan maar wat bezienswaardigheden bekijken. We bezoeken The Bell Tower, een 40 meter hoge tempel met bronzen klokken midden op het drukste kruispunt in het centrum van Xi’an (wie bouwt er nou een tempel op een kruispunt). Om te voorkomen dat je wordt aangereden, luidt het vriendelijke verzoek de tempel ondergronds via de metrogangen te betreden. Vanaf de balustraden van de tempel, hebben we een mooi uitzicht op het chaotische verkeer. Dikke auto’s, afgetrapte bakken, taxi’s, bussen, vrachtwagens, volgepakte driewielers, scooters, fietsers en voetgangers, alles gaat hier kris kras door elkaar. Eigenlijk is dit nog het mooiste van de hele tempel. Daarna melden we ons bij de fietsverhuur bovenop de stadsmuur en ronden de ruim 13 km met de mountainbike in een half uur.
Op de terugweg naar het hotel komen we langs een mega apotheek waar Martin een pilletje ter bevordering van de stoelgang probeert te scoren. Leg dat maar eens uit aan zo’n Chinees. Met wat lichaamstaal lijkt het te lukken, maar vreemd genoeg worden we de winkel uitgeleid en komen via de bevoorradings-dokken in de duistere catacomben aan de achterzijde waar we een trap op worden gestuurd. Op de derde verdieping stinkt het behoorlijk naar al jaren niet meer schoongemaakte Franse toiletten. Heeft de bediende de boodschap toch niet helemaal begrepen. Uiteindelijk tovert hij z’n iPhone met een vertaalprogramma tevoorschijn. Dit werkt beter en binnen no-time wordt onder toeziend oog en gegiechel van alle 85 personeelsleden het juiste paardenmiddel van Klazien uit Zalk voorgeschreven.
Na deze hilariteit nemen we de taxi naar het vliegveld voor onze vlucht met China Eastern naar SongPan. Ons vliegtuig wordt met een aantal diepe buigingen uitgezwaaid door 2 airportmedewerkers. Nadat we zijn opgestegen, krijgen we de gebruikelijke veiligheidsinstructie van de stewardessen. Beetje vreemde volgorde, maar blijkbaar hebben ze er voldoende vertrouwen in dat dit eigenlijk overbodig is. En inderdaad, binnen een uur bereiken we veilig de luchthaven van Jiuzhaigou, vlakbij SongPan. De aanvliegroute is prachtig. We landen op bijna 3500 meter boven zeeniveau met aan beide zijden besneeuwde bergtoppen. Nadat we geland zijn, ontstaat er in de aankomsthal enige commotie. Er loopt een vrouw druk te schreeuwen met een walkie-talkie in de hand. Ze vraagt mensen naar hun boardingpass, want er is iets mis. Gelukkig staan we al met beide benen op de grond, want anders was de paniek niet te overzien. Bij mij heeft ze een match; het blijkt dat ik mijn E-reader in het vliegtuig heb laten liggen, iets waar ik zelf nog niet eens achter was. Uiteindelijk zie ik de piloot met mijn E-reader in de hand de hal binnenlopen en na het zetten van een handtekening wordt deze aan mij overhandigd. Wat een service weer.
Vervolgens regelt diezelfde ADHD-dame, die ook nog eens goed Engels spreekt, een taxi voor ons naar SongPan. Ze onderhandelt met de vele snorders die maar al te graag een ritje willen en uiteindelijk worden we samen met een Engels stel van Indiase afkomst in een taxi gestopt zodat we de kosten kunnen delen. Dit stel heeft een overnachting geboekt in Jiuzhaigou waar zij morgen het gelijknamige nationale park willen bezoeken. Na een paar kilometer komen we in het stikkedonker op een t-splitsing waar nog meer snorders staan en na wat onderling geschreeuw en handjeklap worden we met z’n vieren in een andere auto gestopt. Het Engelse stel is wat onaangenaam verrast, maar aangezien wij dit eerder hebben meegemaakt, laten we het maar gebeuren. Zolang de afgesproken prijs van in totaal 400 Yuan niet hoger wordt, zal je ons niet horen. Na verloop van tijd blijkt echter dat onze uitsluitend Chinees spekende chauffeur niet op de hoogte is van onze verschillende bestemmingen. Dit is in het geschreeuw blijkbaar niet overgekomen. Op zich lijkt dit nog niet zo erg, maar SongPan was op de t-splitsing links en Jiuzhaigou was daar rechts. Precies tegenovergestelde richtingen dus en onze chauf is niet van plan om ons voor 400 Yuan naar beide bestemmingen te brengen. Bovendien zou dat uren rijden zijn. Daar staan we dan met de auto langs de kant van de weg in een pat-stelling bij maanlicht in de vrieskou van het hooggebergte van Sichuan. Wij hebben duidelijke afspraken gemaakt op het vliegveld en we hebben niet gevraagd om van taxi te wisselelen. De chauf is door die andere rukker niet goed ingelicht (of gewoon opgelicht) dus deze man kunnen we eigenlijk ook niets kwalijk nemen. Hij raakt druk aan het bellen waarbij hij z’n snorderscollega’s zo te horen flink in het Chinees uitkaffert, maar al met al schieten we hier natuurlijk niets mee op. Uiteindelijk komt ie op het lumineuze idee om onze hostels te bellen of andere mensen die wat Engels spreken. En zo gaat zijn telefoon de auto in het rond, waarbij we allemaal ons zegje in het Engels kunnen doen, maar waarbij we geen idee hebben wie we eigenlijk aan de lijn hebben en die persoon vertaalt dit dan weer voor de chauffeur die er zo langzamerhand ook wel een beetje klaar mee is. Martin en ik komen met de oplossing: wij gaan met het Engelse stel mee naar hun hostel met als bijkomend voordeel dat we een extra nationaal park kunnen bezoeken. Hun hostel blijkt nog een kamer vrij te hebben dus dat is geregeld. Nadeel is wel dat we nu dubbele overnachtingskosten hebben, maar hier blijven staan is ook geen oplossing. Bovendien willen we nu nog wat van de prijs af, omdat wij niet op onze oorspronkelijke bestemming komen, maar dit gaan we pas vertellen zodra we er zijn. En zo belanden we na 3 uur eindelijk op een plek waar een bed staat. Nu nog even discussiëren over de prijs. Er vormen zich 2 groepen. Wij met het Engelse stel, en de chauf die wat vrienden heeft opgepiept. De uitbaatster van het hostel spreekt goed Engels en fungeert als tolk en mediator. De sfeer is op z’n zachtst gezegd niet best, maar aangezien wij de zak met geld bezitten, trekken wij met wat hulp van de uitbaatster toch aan het langste eind en krijgen 100 Yuan van de prijs af. We betalen dus in totaal 300 Yuan en hier moeten ze het mee doen. Kwaad schreeuwend druipen ze af. Na deze consternatie is het inmiddels middernacht en betrekken we weliswaar een ruime en comfortabele kamer, maar moeten we nog wel een paar uur genieten van het geluid van vallende bakstenen op de verdieping boven ons die door een paar Chinezen met rieten mandjes op hun rug naar boven worden gesjouwd. Verbouwingswerk gaat hier dag en nacht door.
18 april
Vanaf het hostel is het 10 minuten lopen naar de ingang van nationaal park Jiuzhaigou. We betalen 40 euro entree. Voor dat geld mogen we tevens onbeperkt gebruik maken van de bussen die hier rondrijden. Chinezen mogen in hun werk dan vlijtig zijn, als ze vakantie hebben zijn ze liever lui dan moe. En vakantie is het, want het ziet hier werkelijk zwart van de Chinezen. Even rustig genieten van de natuur is er hier helaas niet bij. We stappen met vele anderen in één van de vele bussen en laten ons onder luid gebler van een Chineze computerstem die bij een video uitleg geeft over wat we onderweg allemaal zien naar het einde van het park brengen. Eerlijk is eerlijk, de natuur is hier fantastisch. Hoge bergen, sneeuw, rotsen, watervallen en extreem heldere meren in blauw en groen. Daarbij is het ook nog eens prachtig weer. Jammer dus dat het allemaal zo druk, lawaaierig, chaotisch en commercieel is. Het lijkt wel een pretpark, echt zonde. Niet heel raar ook dat we daarom de panda’s en golden monkeys niet te zien krijgen die hier schijnen te leven. De stukken waar we mogen lopen, bestaan uit loopvlonders. Het lijkt wel een polonaise en veel Chinezen lopen dan ook in carnavalskleding (of is het de lokale klederdracht) met hun mondkapje voor onder de paraplu. Oppassen dat je geen smog inademt, vogelgriep verspreidt of een zonnestraal oppikt. Als we aan het einde van de middag door de poorten het park verlaten, lijkt het wel of we van een festival komen. Mysteryland is er niks bij, ik mis alleen de pompende house-beats.
Terug bij het hostel regelt de uitbaatster voor weinig een betrouwbare snorder die ons naar SongPan zal brengen. Onze chauf is een jochie uit de plaatselijke hanggroep die wel zin heeft in een ritje van meer dan 100 km met de luxe wagen van zijn vader. Het wordt een dollemansrit in het stikkedonker over kronkelwegen en bergpassen. De teller tikt regelmatig de 150 aan en af en toe moeten we vol in de ankers om een jak te ontwijken. We worden ingehaald door een nog snellere BMW X6 en in de slipstream hiervan scheuren we na een uurtje SongPan binnen. Bij Emma’s Guesthouse worden we met zeldzaam koud bier ontvangen en het goed Engels sprekende stel hangt aan onze lippen over wat we gisteravond allemaal hebben meegemaakt. We besluiten hier een extra nacht te blijven en in combinatie met hun medelijden, hoeven we de eerste geboekte nacht niet te betalen. Goeie binnenkomer dus weer.
19 april
We worden wakker met motregen. Pinnen lukt hier pas bij de zesde geldautomaat. Bij het busstation om de hoek kopen we voor morgenochtend bustickets naar Chengdu. We slaan wat proviand in wat nog enigszins ergens op lijkt (wat een armetierig dorp is dit) en gaan met de taxi via een besneeuwde bergpas naar het 65 km verderop gelegen nationaal park Huanglong. We betalen weer een dikke entree en gaan met een cabinelift de bergen in. Daarna is het een uurtje omhoog wandelen naar de kalkbassins. Hier lijkt het wel weer markt. Dit land is tot in de diepste spelonken overbevolkt. Waar moet je anders 1,6 miljard Chinezen laten. De bassins zijn gevuld met helderblauw water. De Zwaluwhoeve zou er jaloers op zijn. Je zou bijna denken dat er chloor in zit, zo onnatuurlijk ziet het er uit. Aangezien er vis in zwemt en dit werelderfgoed van Unesco is, ga ik er maar vanuit dat we niet voor de gek worden gehouden. Over de Zwaluwhoeve gesproken, het is hier net zo druk. Met ontspanning heeft het in ieder geval niets te maken. Na wat geduw en getrek lukt het om wat foto’s te maken zonder al te veel mensen erop, zodat het voor het thuisfront lijkt alsof we toch één met de natuur zijn. We besluiten de rijen voor de cabinelift te mijden en lopend naar beneden te gaan. Ook hier bestaan alle paden uit houten vlonders en we komen onderweg wat arbeiders tegen die enorme staalprofielen omhoog sjouwen om nog meer van die vlonders te bouwen. We zien nog veel meer kalkbassins, maar deze staan droog. In totaal lopen we vandaag 3,5 uur en beneden aangekomen leuren we bij taxi’s, snorders en busjes om weer voor weinig terug naar SongPan te kunnen. Dit lukt en zo stappen we in een busje met Chinezen met wie we mee kunnen rijden tot aan een dorp 17 km van SongPan. Vanaf daar nemen we de taxi naar ons hostel. In de bus zitten 2 broers die er Chinees uit zien, maar ze wonen in Canada en Engeland. Ze komen hier elk jaar met een georganiseerde reis en ze vinden ons dapper dat wij dit land zomaar even op eigen gelegenheid durven te bezoeken. Ondertussen hangt de rest van de bus aan zuurstofflessen tegen hoogteziekte, wat kunnen ze hier toch overdrijven. Terug bij Emma trakteren we onze magen eindelijk weer eens op een goed stuk biefstuk met salade en patat. Die Chineze Emma heeft de westerse wereld goed bestudeerd.
20 april
Om 7.00 uur zitten we in de bus voor een 6 uur durende rit naar Chengdu, de hoofdstad van de provincie Sichuan. We vertrekken met kou en regen, maar gaandeweg klaart het op. De weg voert grotendeels langs een rivier en onderweg komen we door bergdorpen waar op menig huis fier de Chineze vlag wappert, een trots volk dus. We hebben spectaculaire uitzichten op immense bergen. Wat opvalt is dat de Chinezen op de meest bizarre toppen elektriciteitsmasten hebben weten neer te zetten en dat er dwars door de rotsen ontelbare lange tunnels zijn aangelegd. Tunnels die niet onder doen voor die in de Alpen. Eigenlijk is deze tocht mooier dan wat we tot nu toe in de nationale parken hebben gezien. Gaandeweg is aan de toenemende smog te merken dat we dicht bij een stad komen. Bij aankomst in Chengdu is het, op de smog na, onbewolkt en 28 graden. We zien Chengdu slechts als tussenstop om in Lijiang te komen (we slaan de wereldberoemde pandaparken dus over), vandaar dat we een hotel bij de luchthaven hebben geboekt waar we vanaf het busstation met de taxi heen gaan. Hier dumpen we de spullen en nemen een taxi naar het centrum om in ieder geval te kunnen zeggen dat we Chengdu hebben gezien. Ons vermoeden dat dit niet de mooiste stad ter wereld is, wordt hier bevestigd en na het enorme centrale plein met een eveneens enorm standbeeld van Mao Ze Dong en wat winkelstraten gezien te hebben, nemen we onverrichter zake maar weer een taxi terug naar ons hotel. Hier zijn tenminste nog wat gezellig uitziende terrasjes. Als we bijna bij het hotel zijn, word ik gebeld door m’n moeder die vraagt of we veilig zijn. Rare vraag als je niet weet dat hier net een aardbeving is geweest. Dit nieuws was in Nederland op tv, dus ik begrijp de bezorgdheid. Met ons is niets aan de hand en het hotel staat ook nog overeind, maar de tv in de lobby laat inderdaad beelden zien van de ellende even verderop. Een kleine 60 km hier vandaan zijn reddingsacties op touw gezet om mensen onder het puin vandaan te halen. Ik begrijp dat hier zojuist meer dan 200 mensen zijn omgekomen. Weliswaar heel veel minder dan bij de zware beving van 2008 waarbij 90.000 mensen zijn omgekomen, maar het is natuurlijk te bizar voor woorden. Goed dat we hier morgen vertrekken. We doen een biertje op het terras om te vieren dat we nog leven en bestellen ook gelijk maar wat te eten. Dit blijft hier toch een apart fenomeen. Bij het bestellen staan er 9 giechelende serveersters om ons heen. Gelukkig is een passant zo behulpzaam dat ie de menukaart voor ons vertaalt. Uiteindelijk weten we wat van onze gading te bestellen. Niet dat het heel lekker is, maar goed. Onze tolk waarschuwt dat we als toetje vannacht waarschijnlijk nog een paar naschokken zullen krijgen. En inderdaad, hier blijkt geen woord van gelogen. Het hotel schudt die nacht nog zeker 4 keer op z’n grondvesten.
21 april
We overleven de nacht en worden om 5.30 uur met de gratis airport-transfer van het hotel naar de vertrekterminal gebracht. Air China vertrekt exact volgens schema om 6.55 uur voor een vlucht van één uur naar Lijiang in de provincie Yunnan, ver van het aardbevingsgebied (ik lees later trouwens dat dit stadje in 1996 ook vrijwel helemaal in puin lag na een zware aarbeving, maar dit vertel ik maar niet aan het thuisfront). Vanuit het vliegtuig zien we de op één na hoogste berg van China, de 7565 meter hoge Gongga Shan, boven de wolken uitsteken en ergens halverwege maakt de piloot een 360 boven een stadje waar we niks te zoeken hebben. Tijd rekken zeker of misschien woont z’n moeder hier wel. Hoe dan ook, we komen veilig aan en als we op 2600 meter hoogte uitstappen voelt het voor het eerst hier in China als echt vakantie. Het is strakblauw, het ruikt lekker fris (geen smog dus) en het is rond de 20 graden. Een luxe touringcar brengt ons naar de rand van het centrum waar een jong stel uit Chengdu ons helpt het oude centrum (the ancient town of Lijiang) te vinden. Na een ranzig hotel bekeken te hebben, belanden we er tegenover in een mooie en lichte doorzonkamer (de ramen lopen door tot aan de vloer) naar ons zin. Hier besluiten we 3 nachten te blijven. Met het ANWB-boek in de hand, gaan we naar de Zwartedrakenvijver waarin de besneeuwde bergtoppen van de Yulong Xueshan (5600 m) moeten spiegelen. Zelfs voor het bekijken van een vijver in een park durft dit volk gewoon 10 euro entree te vragen. Via het naastgelegen park weten deze kwajongens de poort echter eenvoudig te omzeilen. Dit blijkt de enige en juiste beslissing, want de vijver staat droog. We verlaten het park aan de achterzijde (bij deze poort kun je wel gewoon gratis naar binnen) en via een omweg lopen we weer naar het oude centrum waar we de Leeuwenheuvel beklimmen met uitzicht op het naastgelegen en beroemde Sifangplein. We kunnen nog hoger, maar ook dan moet je entree betalen. Ik snap nu hoe die Chinezen aan zoveel geld komen.
’s Avonds is het Sifangplein een gekkenhuis met muziek en in grote kringen dansende Chinezen.
22 april
Vandaag gaan we op eigen houtje met een lijnbus naar de Tijgersprongkloof, naar men zegt één van de diepste kloven ter wereld. Volgens de boeken en de lokale reisbureau’s zijn de wandelingen allemaal minstens twee dagen met een overnachting in de kloof, maar wij gaan kijken of we dit in één dag kunnen doen. Desnoods nemen we vanavond laat een taxi terug. De laatste bus terug naar Lijiang gaat namelijk al om 15.30 uur. Het is 2,5 uur rijden over een weg die niet al te best is. Daar zijn ze zelf inmiddels ook al een tijdje achter, want deels kruisend en deels parallel aan deze weg zijn al nieuwe viaducten en tunnels gebouwd voor een snelweg naar de kloof. Zelfs de tolpoortjes zijn al bijna klaar. Alleen de slagbomen moeten nog even gemonteerd worden en er moeten natuurlijk nog een paar Chinezen in die hokjes worden gezet. Onderweg wordt de bus bij wijze van routinecontrole nog even boven een smeerkuil gezet om de onderzijde te checken. Zijn ze hier toch meer met veiligheid bezig dan ik dacht. Bij de één na laatste halte stappen de meesten uit voor de tweedaagse hike. Vervolgens komt er een Engelstalige gids naast ons zitten en zo krijgen we gratis en voor niks allerlei tips voor een wandeling door de kloof. Ze raadt ons aan te beginnen bij the Middle Tiger Leaping Gorge. Ze geeft zelfs haar nummer voor het geval we vast komen te zitten of haar onderweg als tolk nodig hebben. De eindhalte van de bus is op een groot toeristisch parkeerterrein. Hier zijn de uitzichtpunten voor de luie Chinees die geen stap teveel wil zetten. Ons beoogde beginpunt ligt een stuk verder en tegen een kleine bijbetaling rijdt de vriendelijke buschauffeur ons hier naar toe. De bergpas is er één van het spectaculaire soort. Eén stuurfout en je ligt een paar honderd meter lager (vangrails hebben ze hier niet) in het ravijn. En een stuurfout op dit bochtige stuk is snel gemaakt: er zitten gaten in de weg en de weg ligt bezaaid met puin en stukken rots. Bovendien zijn de meeste tegenliggers grote en zware vrachtwagens waar af en toe een gestoorde Chinees met zijn autootje tussendoor scheurt. Desondanks komen we veilig op ons startpunt aan. Hier worden we begroet door een kudde berggeiten (weer eens wat anders dan een kudde Chinezen). Het pad naar beneden is steil, maar is mede door het prachtige weer goed te doen. Af en toe hangt er een touw of ketting om je veilig te laten zakken. Binnen een half uur zijn we al beneden. Hier baant de wilde Jin Sha Rivier zich een weg tussen de rotsen. Echt gaaf om een tijdje van dichtbij te bekijken. Dit doen we vanaf een rots die via een gammele hangbrug te bereiken is. Op het smalste punt is de kloof een meter of 30 breed. Volgens de legende is hier ooit een tijger overheen gesprongen, vandaar de naam van de kloof. Ik ben een paar keer wezen raften in de Alpen en vraag mij af of dat hier ook zou kunnen. Als ik het woeste water zo bekijk, kan het wel maar moet je volgens mij wel heel goed weten waar je mee bezig bent. Later zoek ik op internet, maar vind weinig over raften in deze kloof. Toch te gevaarlijk misschien, of juist een gat in de markt. De weg terug omhoog is minstens zo spectaculair. We kunnen kiezen tussen de sky-ladder en een in een enorme rots uitgehakte sleuf waar een pad langs de afgrond loopt. We kiezen voor het laatste. De uitzichten zijn hier echt zo vet. Na een uur klimmen, komen we weer in de bewoonde wereld. Het pad voert door een terrassenlandschap. Hier zijn arme boertjes en boerinnetjes, die in Nederland al lang gepensioneerd zouden zijn, met ossen het land aan het bewerken. Ongelofelijk hoe ver je hier ineens terug in de tijd bent. Maar ook weer niet, want 10 minuten later zitten we aan een ijskoud biertje in een bar van het dorp om de hoek. We hebben de tocht zo snel gedaan dat we met gemak de laatste bus terug kunnen pakken (wat zijn ze hier toch slecht in het inschatten van tijd en afstand). Het blijkt trouwens ook nog eens dezelfde chauffeur als op de heenweg en zo zijn we met etenstijd weer terug in Lijiang, waar we een heerlijk westerse maaltijd nuttigen bij een Zuid-Afrikaans restaurant aan de rand van het centrale plein. Vandaag was echt een dag naar ons zin: prachtig weer, spectaculaire tocht en geen massatoerisme. Bij een reisbureau checken we nog even of we morgen misschien kunnen skiën of snowboarden op de Yulong, maar dit is helaas niet mogelijk.
23 april
Dan maar lekker suf een fiets huren. Het wordt een (echte?) Merida mountainbike. Als we met de fiets in de hand buiten staan, vragen we aan de verhuurder hoe we bij het treinstation kunnen komen. We willen morgen namelijk naar Dali en vandaag alvast de tickets kopen. Het antwoord luidt dat we het beste een bus kunnen pakken. Precies ja, we staan hier met onze zojuist gehuurde fietsen. Chineze logica, voor hun is alles te ver lopen of fietsen. We doen wat inkopen bij de bakker en fietsen naar het gloednieuwe treinstation aan de zuidkant van de stad, waar we met hulp van een jongen uit Shenzhen voor morgen tickets naar Dali kopen. Daarna fietsen we dwars door de stad weer helemaal naar het noorden, het platteland op. Met dit perfecte fietsweer bezoeken we via diverse dorpjes 2 tempels die allebei bovenop een heuvel liggen. Het is dus up-hill en down-hill en dat zonder andere toeristen gewoon ergens midden in China met een bijna continue uitzicht op de Jade Dragon Snow Mountain, super. Terug in Lijiang crossen we nog even door de ontelbare, drukke en smalle doolhofstraatjes met alleen maar winkeltjes, markten en restaurants. Dit doet me denken aan de souks van Marrakech. We parkeren de fietsen en dineren weer eens op z’n Chinees maar spoelen de malaria- en buiktyfusbacillen voor de zekerheid weg met een paar Harbin-biertjes op een veranda-terras met uitzicht op al dat volk dat voorbij struint.
24 april
De trein naar Dali doet er bijna 2 uur over. Best een aardig traject, alleen jammer dat we door zoveel tunnels gaan en dat we op elkaar gepakt zitten op een driedubbel stapelbed. Normaal gesproken is dit blijkbaar een nachttrein, want we zitten per coupé met z’n achten op twee bedden en de hoogte is afgestemd op de gemiddelde Chinees zodat wij lekker de hele tijd gebukt moeten zitten, omdat we anders met onze harses tegen het middelste bed aan stoten. Het mooie van al deze bedden is wel dat we onze bagage goed kwijt kunnen. Vanuit de cockpit spreekt de stem van Rail Away dat we rechts langs het spoor uitzicht hebben op het enorme Er Hai meer en dat we hiermee spoedig zullen aankomen in het pittoreske Dali. Nieuw Dali welteverstaan, ook wel Dali Shi of Xiaguan genoemd. Hierna te noemen: Xiaguan. Eerlijk gezegd dachten we dat Dali Dali was en zo laten we ons eigenlijk in het verkeerde centrum door de taxi afzetten. Het echte en historische Dali ligt namelijk 10 km noordelijker. Later komen we er trouwens achter dat dit toch een goede keus was, want in het oude Dali is het zo druk dat je er nauwelijks doorheen kunt, laat staan dat je er een hotel kunt vinden. Nu zitten we mooi 2 nachten in een loft van 2 verdiepingen en Xiaguan is ook zo gek nog niet. Het is een relatief groene en frisse stad aan een meer, waar we na een koffie bij de hamburgerketen Dico’s weer eens een biertje doen op een terras. Je kunt wel weer merken dat ze hier nog nooit een toerist hebben gezien, want het 10-koppige personeel (dat tv zit te kijken, omdat ze niks te doen hebben) verzamelt zich weer om ons heen. Ondanks dat ’Hello’ het enige Engels is dat ze kennen en ’Ni-Hao’ het enige Chinees is dat wij kennen, komen ze allemaal gezellig bij ons aan tafel zitten. Het is lastig communiceren maar supergrappig. Ze willen allemaal aan ons voelen en met ons op de foto. Daarna lopen we via een stadsheuvel met kinderpretpark naar een bolvormig gebouw op een enorme terp. Dit gebouw bestaat volledig uit spiegelglas, een enorme glazen bol zeg maar. Hier wordt vermoedelijk de toekomst van China voorspeld. In werkelijkheid hebben we geen idee wat het is, maar het ziet er best aardig uit en vanaf hier hebben we bovendien een mooi uitzicht over de stad. ’s Avonds eten we een heerlijke biefstuk in de meest chique tent van de stad die toevallig bij ons om de hoek zit. We zitten riant in leren bankstellen aan een enorme tafel en naast ons speelt een Chineze dame op een vleugel ’Für Elise’. Eigenlijk veel te romantisch voor twee gasten.
25 april
Omdat we Oud Dali toch ook gezien moeten hebben, gaan we hier met de taxi naartoe. We weten inmiddels dat China druk is, maar zo druk als het hier is, hebben we het nog niet gezien. We zijn hier toevallig net op een moment dat het jaarlijkse Sanyuefeest plaatsvindt, een boeddhistisch festival dat al ruim 1000 jaar wordt gevierd in de week van de 15de dag van de derde maand (volgens de Chineze jaartelling dan).
Om te beginnen willen we hier ergens een busticket voor Kunming kopen, dit is in Xiaguan na uren zoeken en vragen namelijk niet gelukt. Maar met deze drukte lijkt dat ook hier een onmogelijke opgave. We vragen het met een boekje in de hand aan ongeveer 10 Chinezen, maar allemaal wijzen ze een andere kant op. Het meest betrouwbaar lijkt ons een groepje jongeren bij een reclame-standje. En jawel, na ons 2 uur lang door mensenmassa’s gewurmd te hebben en het nog een keer aan een bankbediende met machinegeweer te hebben gevraagd, vinden we zowaar een piepklein kantoortje in een garagebox waar ze bustickets naar Kunming verkopen. Daarna lopen we via een markt met nog veel meer mensen (af en toe sta je gewoon een tijdje stil, je moet hier niet claustrofobisch zijn) richting de bergen naar een kabelbaan. We willen wel naar de Zhonghe-tempel in het 4000 meter hoge Cang Shan gebergte. Misschien dat we hier de mensenmassa’s wat kunnen ontlopen. Maar ook hier is het erg druk, duur en bovendien kunnen we niet met een enkele reis omhoog (zodat we mooi terug kunnen lopen). Het is het ons allemaal niet waard dus lopen we nog even naar het meer en pakken dan een bus terug naar Oud Dali waar we overstappen op een taxi naar Xiaguan. We dineren weer op stand in dezelfde tent als gisteren. Dit keer zonder pianomuziek, waardoor het zakelijk voelt in plaats van romantisch. Stinkend rijke zakenmannen ja, zo voelt dat. Alhoewel, een kopje koffie toe voor omgerekend EUR 17,25 is zelfs voor deze zakenmannen wat teveel van het goede. Aan de andere kant heb ik met een 1 en een 5 US-dollar biljet onze jonge, maar enthousiaste en tenminste nog enigszins Engels sprekende, privé-ober blijer dan blij gemaakt. Blijkbaar is dat toch nog iets bijzonders en unieks in dit land van hamers en sikkels.
26 april
We slaan wat heerlijke broodjes in bij de bakker om de hoek en gaan nogmaals met de taxi naar Oud Dali om ons daar weer in de chaos te laten afzetten (letterlijk dan). We melden ons in de garagebox en een dame met een Vietnamese strohoed neemt ons door de mensenmassa’s aan de arm mee naar een andere garagebox in een gebied waar we wel normaal kunnen ademhalen. Hier vertrekt de bus, of eigenlijk is het een busje, naar Kunming. Na 6 uur rijden, inclusief een sanitaire en een smeerkuil-stop, arriveren we aan het eind van de middag op het busstation aan de rand van Kunming. Net op tijd, want de trombose was bijna daar.
Ik heb op internet een mooi hotel gespot om de hoek van het uitgaansgebied Kundu. Het heet Fairyland hotel en met het tablet (met een screenshot van de betreffende webpagina) in de hand zoeken we een betrouwbaar uitziende taxichauffeur (dit valt nog niet mee, want ze lijken echt allemaal op elkaar) die ons hierheen kan brengen. Zoals inmiddels gebruikelijk wordt dit tafereel weer door honderden nieuwsgierige Chinezen gadegeslagen. We blijven ons erover verbazen dat er nergens westerse toeristen zijn. Waar we inmiddels trouwens ook aan gewend zijn geraakt, is dat een chauffeur ons eerst uit de drukte wegrijdt en dan de auto aan de kant zet om te vragen waar we eigenlijk heen willen. Zo ook hier. De beste man ziet er weliswaar betrouwbaar uit, maar hij snapt zelfs met een kaart van zijn stad niet waar we heen moeten. Ik wist eerlijk gezegd niet dat analfabetisme ook inhoudt dat je geen kaart kunt lezen. Hoe dan ook, de chauffeur is vriendelijk en geduldig en hij doet zijn best door het aan allerlei mensen op straat te vragen. En wij doen op onze manier ook ons best door geduldig te blijven en waar mogelijk met de kaart te assisteren. Het mag echter niet baten. Hoe warm we ook zijn, we kunnen het niet vinden. Ook niet als we de kaart met het adres van het hotel aan beletterde locals laten zien. Helaas kunnen we in deze buurt ook geen ander hotel vinden. Deze situatie is even nieuw voor ons, want in de plaatsen waar we tot op heden zijn geweest, giert het van de hotels. Bovendien is het al bijna donker. Het wordt desnoods het duurste hotel van de stad, want we gaan echt niet op straat slapen. We stappen in een taxi en laten ons naar een buurt brengen waar de hoteldichtheid volgens de ANWB- gids wat groter is. Uiteindelijk belanden we in het middenklasse Kunming Yunmei Hotel, waar ze op de vloer van de lift elke dag van de week een ander hoogpolig rood tapijt neerleggen waar de juiste dag van de week in is geborduurd. Om de verbrande energie te compenseren, eten we in een Thaise eettent om de hoek, een schot in de roos. Aangezien we het niet kunnen uitstaan dat we het Fairyland vanmiddag niet hebben kunnen vinden, trekken we de stoute schoenen aan en lopen terug naar die wijk. En jawel, na een tijdje zoeken wordt bevestigd dat ie toch bestaat. Het adres op internet bleek onjuist te zijn...
27 april
Na een Chinees ontbijt dat niet onder doet voor dat in Shenzhen en Weinan, laten we ons met knorrende magen naar het Fairyland hotel rijden. Een perfect hotel voor de laatste 3 nachten in China. De aan de westkant van het Dianchi meer gelegen bergen (de Xishan Fengjingqu, ja precies ja) schijnen een bezoek waard te zijn. We nemen voor de verandering een taxi (ik schat dat we in dit land inmiddels bijna 1000 km met een taxi hebben afgelegd) naar de ingang van dit park en vanaf daar laten we ons als echte Chinezen met een golfkarretje naar de cabinelift rijden. We raken al aardig ingeburgerd. Het eerste stuk voert horizontaal over het meer waar de speedboten onder ons door razen. Vanaf het tussenstation gaat het rap omhoog de berg op en daarna pakken we een stoeltjeslift. We bezoeken de Dragon Gate, een tempel die precies op de rand van een klif is gebouwd. Daarna komen we nog langs wat andere tempels en onderweg hebben we steeds een mooi uitzicht over Kunming en het Dianchi meer. Tussen de speedboten door varen wat grotere schepen die met een drijflijn enorme oppervlaktes aan waterplanten of iets dergelijks van de ene kant van het meer naar de andere aan het slepen zijn. Geen idee waar dit voor is, maar misschien dat ze op deze manier het water nog enigszins zuiver proberen te krijgen of te houden. We lopen wat verder de bergen in en beklimmen zonder iemand tegen te komen 2 toppen. De ene top bestaat uitsluitend uit grote losliggende rotsen, de andere is bebost en op deze top staat een kleine tempel met daarnaast een radarstation. Als we op de top komen, worden we verwelkomd door 2 militairen van het rode regime. Ze zijn zichtbaar blij dat ze weer eens andere mensen zien dan elkaar, maar ze hebben ook zichtbaar een bakkie op en hebben een kegel van heb ik jou daar. Hun veldflessen zijn niet gevuld met water zeg maar. Kim en Oen lullen ons met hun gouden tanden de oren van de kop, maar omdat we er niks van verstaan en begrijpen kunnen we niet veel anders dan ja knikken en lachen. En met dat soort gasten moeten ze hier dan een oorlog winnen. Het enige wat nog van enige klasse is, is hun militaire verrekijker waardoorheen we wel heel gedetailleerd de stad beneden kunnen bekijken. Voordat ze helemaal doorslaan en ons op de berg executeren, maken we ons toch maar vriendelijk lachend uit de voeten en lopen terug naar de lift. Vanaf beneden laten we ons door een snorder in een klein busje dwars door de drukke avondspits weer bij het hotel afzetten.
We eten tussen schreeuwende en gillende Chineze serveersters in een hectische tent vlakbij het hotel waarna we een biertje doen in een kroeg op het uitgaansplein Kundu. De Camp David Club en de S.Muse lonken. Camp David Club lijkt aan de buitenkant wel een beetje op Paradiso, maar hier komen we niet in omdat we geen reservering hebben. De portiers raden een poging bij S.Muse af, omdat dit een nog veel chiquere club is. Er staat inderdaad wel een heel dikke matzwarte en gloednieuwe Lamborghini Gallardo voor de deur, maar dat weerhoudt ons er niet van een poging te wagen om hier binnen te komen. Ook hier doet de portier moeilijk (of gewoon een beetje interessant), want alle tafels zijn gereserveerd en we hebben geen reservering. We zeggen dat we speciaal uit Nederland zijn gekomen om deze hete club te bezoeken. De portier lijkt hier gevoelig voor te zijn, verdwijnt even naar binnen en komt dan terug met de mededeling dat we aan de bar mogen staan. Een betere plek kun je niet wensen volgens mij, maar we moeten ons nog wel even legitimeren. Martin zwaait met zijn verfrommelde papieren Nederlandse rijbewijs en daar is de portier zo van onder de indruk dat ie niet moeilijk doet over het feit dat ik niks bij mij heb. Als we eenmaal binnen zijn, worden we aan alle kanten door Chinezen uitgenodigd om aan hun tafel te komen staan. Op elke tafel staan minstens 12 flessen lauw bier en overal liggen pakjes sigaretten en aanstekers. De eerste 2 bier (5 euro per stuk) betalen we nog zelf, maar daarna wordt alles voor ons betaald. Als je bij de luxe toiletten je handen staat te wassen, krijg je persoonlijk van een deftige dame een handdoekje aangereikt. Waar maak je dit mee. We zijn hier met onze westerse koppen de helden van een unieke en legendarische avond. En dat voor een tientje.
28 april
De volgende middag worden we pas om 12.00 uur wakker. Martin heeft zijn stapkleren nog aan dus dan weet je het wel. Het is trouwens alweer een tijdje terug dat onze kleren naar rook stonken na een avondje stappen. De rest van de dag doen en kunnen we weinig meer. We ontbijten bij McDonald’s en struinen wat door een winkelstraat. Ik wil vanuit deze zogenaamde Stad van de Lente (de ligging op 1890 meter geeft deze mooie stad een klimaat alsof het er altijd lente is) misschien nog wel een kaartje naar het thuisfront sturen, maar van ansichtkaarten hebben ze hier nog nooit gehoord. Ook de was laten doen, gaat hier niet lukken dus we nemen onze stinkkleren wel mee naar Kathmandu. Als we weer een beetje terug op deze wereld zijn, eten we weer bij de Thai aan de andere kant van de stad en daarna kunnen we het toch niet laten om nog een keer naar de S.Muse te gaan. Helaas komen we er nu echt niet in, maar dat is misschien maar goed ook.....
29 april
De laatste volle dag in dit land doen we een tourtje naar het Stenen Woud. We vinden een taxi die ons voor 600 Yuan (75 euro) heen en weer wil brengen. Het is in totaal 250 km dus geen slechte prijs vinden we en bovendien is de tol inbegrepen. Gezien onze eerdere toeristische ervaringen, zijn we voorbereid op het ergste. En dat is het ook. De chauf spreekt zowaar wat Engels en helpt ons met het kopen van tickets. Volgens hem moeten we tickets kopen waarmee we ook gebruik kunnen maken van de elektrische bussen, want het park is zo groot dat het lopend niet te doen is. Het inschattingsvermogen van de Chinezen kennende, is het te voet dus goed te doen. Wij zijn hierin vrij uniek, want we zien honderden bussen vol met fotograferende Chinezen naar en door het park rijden. Op internet las ik dat iemand dit park vergeleek met Disneyland. Niet dat ik daar ooit ben geweest, maar ik kan me er iets bij voorstellen. Goed dat we zijn gaan lopen, want zo kunnen we makkelijk van de geasfalteerde wegen af om in alle rust door dit toch wel bijzondere en indrukwekkende woud met enorme karstformaties te lopen. In het begin van het park zijn rondom de stenen nog mooie perkjes aangelegd en is het gras gemaaid alsof het de green van een golfbaan is, maar zodra je van de gebaande paden afwijkt, voel je toch wel dat dit iets aparts en natuurlijks is. In totaal lopen we 3 uur rond in dit gebied en al die tijd heeft onze chauf keurig op ons gewacht. Nadat we weer door hem in Kunming zijn afgezet, eten we voor de derde en laatste keer bij de Thai waar we weer heerlijk eten en een Ouzo (Grieks dacht ik??) van het huis toe krijgen.
30 april
Op de dag van de troonswisseling laten we ons aan het einde van de ochtend door een taxi bij het gloednieuwe en futuristische vliegveld van Kunming afzetten. Vandaag helaas geen Oranjefeest voor ons. In plaats daarvan vliegen we met China Eastern in 3 uur naar Kathmandu, de hoofdstad van het geboorteland van Buddha: Nepal.
In China zijn mij wat dingen opgevallen:
De Chinezen zijn een creatief volk. Ze zeggen niet snel dat iets niet kan. Je ziet vrachtwagens op snelwegen geladen met enorme buizen of mega-installaties die in Nederland echt niet zomaar de weg op mogen of kunnen. Of ze laden een wagen vol met aardappelen en zetten daar een auto bovenop, omdat die nou eenmaal ook mee moet. We zien autotrailers waar op het bovendek 2 auto’s naast elkaar staan. We hebben zelfs een trailer gezien met kleine auto’s die over dwars geladen waren.
De wegen zijn prima. De meeste snelwegen zijn tolwegen en plaats- en straatnamen staan meestal ook in het Engels aangegeven. We hebben ook heel wat dubbeldeks wegen gezien. Op elke kruispunt staat een politiepost, maar desondanks is het verkeer een chaos. Niemand heeft voorrang of juist iedereen. Het is een kwestie van de hele dag toeteren en lichtsignalen geven. Eén ding is zeker, voetgangers en fietsers hebben nooit voorrang. Lesauto’s zie je hier niet, dat verklaart een hoop. Inhalen doen ze hier blind, ervan uitgaande dat de tegenliggers wel uitwijken en gek genoeg lijkt het altijd goed te gaan. We hebben in ieder geval weinig aanrijdingen of schade-auto’s gezien. De statistieken zullen ongetwijfeld anders zijn. Ondanks de chaos en de hectiek, zijn de Chinezen tolerant in het verkeer, ik heb geen enkele middelvinger gezien. Taxi’s zijn er in overvloed. Ze zijn meestal groen-geel en hebben bijna allemaal een lichtkrant op het dak of achter de achterruit met Chineze reclame. Taxichauffeurs zijn hier niet irritant en als je duidelijke afspraken maakt, lichten ze je ook niet op. Dit is in Amsterdam en Zuid-Amerika wel anders.
Busstations in steden zijn vaak onvindbaar. Ze bevinden zich in ieder geval nooit bij een treinstation.
Overal wordt gebouwd. De torenkraanboeren doen hier goede zaken.
Zeker de helft van de scooters en driewielers is elektrisch aangedreven. In Kunming zijn ze zelfs allemaal elektrisch aangedreven. Zelfs de meest afgetrapte Kreidlers zijn van een elektromotor voorzien, misschien wel afkomstig van een wasmachine. Geen idee wat hieraan ten grondslag ligt, maar ik kan me niet voorstellen dat ze dit uit milieu-oogpunt doen. Het scheelt in ieder geval wel een hoop herrie, want herrie is er overal al genoeg.
In elk dorp of stad waar we komen, wordt vuurwerk afgestoken. Dit zijn altijd ratelmatten of miljoenklappers. Dus nooit het Chineze siervuurwerk dat we in Nederland kennen. Vuurwerk kun je overal kopen in gespecialiseerde vuurwerkwinkels. Dit is niet opgeslagen in containers of zo; nee sterker nog, je hoeft niet raar op te kijken als de eigenaar er gewoon al rokend rondloopt.
Er is overal een overvloed aan winkels, markten, eet-tentjes en hotels. Op markten en in restaurants zie je veel levende dieren, met name kippen, vissen, schildpadden, sprinkhanen en maden. Vis wordt levend geschubt. Een hotel hoef je echt niet van te voren te boeken. Als je op de dag zelf arriveert, is er altijd plek en gaan de kamers bovendien voor dumpprijzen weg. Je hoeft hier je eigen tandenborstel niet mee te nemen, want in elke hotelkamer liggen ze verpakt voor je klaar. Als je niet oppast, heb je aan het eind van de rit een hele tandenborstelverzameling.
De straten en snelwegen worden de hele dag geveegd. We hebben zelfs iemand lichtmasten zien poetsen. Maar wc’s schoonmaken ho maar. Veel wc’s zijn trouwens van het Franse type en meestal ruikt het er niet naar viooltjes. Kleine kinderen lopen niet in een luier maar in een, ik noem het maar, ’blote kontenbroek’. De achterkant is open zodat ze het zo kunnen laten lopen, scheelt weer luiers.
De Chinezen hoor je de hele dag schreeuwen, boeren en roggelen en bij het eten worden de soep en noodles naar binnen geslurpt terwijl een deel van het bediendend personeel met hun hoofd op een tafel ligt te slapen. Ook in het restaurant of op een luchthaven is het niet raar om gewoon op de grond te spugen, zelfs vrouwen doen dat. Het maakt de vrouwen er niet aantrekkelijker op, en dat terwijl ze er al niet zo vrouwelijk uit zien.
Zwangere vrouwen zie je hier niet, en dat in een konijnenland als dit. Ik verdenk ze ervan dat ze 5 maanden zwanger thuis zitten, baren en dan aan de volgende beginnen. Hoe kom je anders aan 1,6 miljard Chinezen...
Chinezen zijn bang voor de zon. Zelfs als de zon net op is, lopen ze al met hun mondkapje voor onder hun paraplu.
In Hongkong viel ons op dat bijna niemand rookt. In China is dat wel anders. Bijna elke Chinees rookt, ook in openbare ruimtes. Sommige hotelkamers zijn ook helemaal doorrookt. Over hotelkamers gesproken, we worden bijna in elk hotel omstreeks 0.00 uur op de vaste lijn gebeld door iemand die verkeerd verbonden is.
Bier is vaak lauw en altijd lichter dan 3,6%. Tapbier kennen ze hier niet. Als je koud bier wilt, krijg je er ijsklontjes in. Een biertje op een terras kost tussen de 50 eurocent en EUR 1,50 maar een koffie op het vliegveld kost EUR 6,50.
Op de centrale pleinen van de steden wordt voor en na werktijd collectief aan dans, sport en tai-chi gedaan. Dit is tevens het enige teken van communisme in dit land, voor de rest merk je hier niets van. Overal is handel en rijden de duurste auto’s. Met name Audi, BMW, Porsche, Range Rover, Bentley en Lamborghini doen hier goede zaken. Handelaren en winkeliers lopen met stapels geld in hun hand of hebben achter de toonbank een doos vol bankbiljetten staan. Het is trouwens ongebruikelijk om in een restaurant of aan een taxichauffeur fooi te geven. Als je het toch probeert, kijken ze je angstig aan en weten ze niet wat ze moeten doen.
Er zijn vrouwen die thuis of in de rivier de was doen en dan de natte was in een park aan een boom of in een struik hangen om vervolgens rustig op een bankje te gaan zitten wachten tot de was droog is.
Als je in een restaurant de menukaart krijgt, blijft de serveerster (of vaak zelfs meerdere serveersters) net zo lang bij je tafel staan tot je je keuze hebt gemaakt. Als je bestelt, heb je alle tijd om één voor één de gerechten op te noemen. Ze doen er namelijk minuten over om een gerecht in het Chinees op te schrijven. Wat dat betreft hebben de Chineze restaurants in Nederland het slimmer bekeken door er gewoon nummers voor te zetten. Babi Pangang en Tjap Tjoi bestaan hier overigens niet. Als je eenmaal besteld hebt, krijg je vervolgens alles tegelijk of in willekeurige volgorde opgediend. Soms krijgen we al tijdens het eten ongevraagd de rekening gepresenteerd.
We hebben meerdere keren gezien dat het voltallige personeel van een restaurant, voordat de avond los gaat, op straat instructie krijgt van de baas. Winkelmeisjes van bijvoorbeeld een kledingwinkel doen regelmatig tussendoor, onder begeleiding van luide muziek, in hun kostuum een dansje op straat. Als er trouwens ergens verborgen werkloosheid heerst, is het in China. Maar hoe kan dat ook anders met zoveel mensen die niets kosten.
De Chineze taal zal best mooi en uniek zijn, maar lijkt mij onnodig ingewikkeld. Je ziet de Chinezen er zelf ook mee worstelen. In een restaurant bestellingen opschrijven kost veel tijd en vaak wordt dit gekrabbel door de kok weer anders geïnterpreteerd, waardoor we heel iets anders krijgen dan we besteld hebben. Ook met het opstellen van een sms of What’s App bericht zie je ze knoeien en stuntelen. Net als het eten met stokjes trouwens. De gemiddelde Chinees kan er niet beter een rijstkorrel of stuk noodle mee oppikken dan wij. Sterker nog, ze zetten vaak gewoon de kom aan de mond en schuiven het met de stokjes naar binnen. Nee, ik zou zeker geen vork, mes of lepel gebruiken...
Getallen zijn gelukkig wel universeel, dus prijzen zijn altijd duidelijk of kun je in ieder geval duidelijk maken. Als we ergens met een taxi voor een afgesproken prijs heen gaan, schrijven we de afgesproken prijs vooraf met een vinger op een stoffig deel van de auto, zodat hier later geen discussie over ontstaat. In winkels zijn de artikelen over het algemeen duidelijk geprijsd. De rekenmachines die ze hier gebruiken, hebben een Chinees piepstemmetje.
Als je iets vraagt aan een Chinees doen ze echt hun best om je te helpen, maar je geduld wordt op de proef gesteld. Ze maken het per definitie onnodig ingewikkeld, hoe goed het ook bedoeld is. Vaak bellen ze na verloop van tijd een vriend, collega of kennis die wel Engels spreekt en dan krijg je hun telefoon in de hand gedrukt, maar blijken ze toch niet zo goed Engels te spreken als gesuggereerd. Dan geef je de telefoon onverrichterzake maar weer terug en ben je nog geen stap verder of wordt er zelfs iets geregeld waar je helemaal niet om gevraagd hebt. Maar nogmaals, ze doen wel hun best, daar zal het in ieder geval niet aan liggen.
Een cursus Engels zou voor de gemiddelde Chinees geen overbodige luxe zijn. Desondanks komt er vrijwel altijd exact op het goede moment een Chinees uit de lucht vallen die wel wat Engels spreekt en graag als tolk fungeert. En anders komen we er met aanwijzen, handgebaren, ons boekje Nederlands-Chinees of Google-Translate uiteindelijk wel uit. Wij vinden Chinezen misschien raar om hun gewoonten en wij begrijpen geen woord van hun taal, ze zijn in ieder geval wel altijd vriendelijk, attent en uiterst behulpzaam. Ze vinden het ook zichtbaar leuk om met je te communiceren. Als wij eenmaal, op wat voor manier dan ook, met een Chinees staan te communiceren, komt er direct een groep nieuwsgierigen om heen staan en voor je het weet, sta je in het middelpunt van de belangstelling.
We voelen ons hier artiesten (of aliens). We lijken wel de enige toeristen in dit land. Overal worden we letterlijk aangegaapt alsof ze hier nog nooit een westerling hebben gezien. Het gebeurt zelfs regelmatig dat mensen hier met ons op de foto willen. In het begin doe je zoiets nog graag en gratis, maar inmiddels vragen we er geld voor zodat de kosten van deze monstervakantie nog enigszins worden gedrukt.
-
07 Mei 2013 - 13:09
Jacob:
Hi Joost, fantastische verhalen zeg. Toch wel uitdagend zeg China als vakantieland.
Hier in rep en roer over paardebiefstuk dat als rundvlees wordt verkocht zit jij daar een lekker stukje hond weg te knagen.
Veel plezier maar dat gaat zeker lukken
Groeten, Jacob -
07 Mei 2013 - 20:54
Sandra:
Hahahahahaha ik lig dubbel...blote kontenbroek...hadden ze die hier maar....hahahahahah
Have fun! Nog even!!!
X -
15 Mei 2013 - 07:49
Jord:
JeePee,
denk je een beetje om Jagertje! die arme jongen komt uit Drente en weet niet wat hij mee maakt. Goed verhaal wederom.
gr. Jord
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley