Nepal en Dubai
Door: Joost Purmer
Blijf op de hoogte en volg Joost
16 Mei 2013 | Verenigde Arabische Emiraten, Dubai
30 april
Op Koningsdag komen we aan op het vliegveld van Kathmandu. Hier in Nepal is het 2 uur en een kwartier vroeger dan in Kunming. Vergeleken met Kunming is de aankomsthal een kippenschuur, wat een vervallen oude zooi zeg. En die kippenschuur komen we ook niet zomaar uit, want we moeten eerst een visum kopen. Die kost 25 dollar (of 20 euro of 2500 Rupees), maar dan moet je daarbij wel 2 formulieren invullen en 2 pasfoto’s overhandigen. Ik heb nog maar één pasfoto dus ik moet er één bij laten maken. Gelukkig zijn ze op dit soort toeristen voorbereid. In een hoek zit namelijk een dame te azen op mensen als ik. Ze wil dolgraag foto’s maken, maar dan moet ik wel in Rupees betalen en die heb ik niet. De wisselbalie in de hal accepteert onze resterende Yuans niet, omdat er geen grote biljetten tussen zitten en de pinautomaat ernaast doet het niet. Die wakkere gasten van de wisselbalie verwijzen me daarom naar de pinautomaat beneden, maar dat is achter de douane en daar kom ik zonder foto’s dus niet langs. Handig volk hier. Ik wijs die gasten op de paradox en omdat ze anders ook geen oplossing weten, wordt ons overgebleven Chinese voddengeld alsnog omgewisseld voor Rupees waarmee ik de pasfoto’s betaal. En zo komen we via de kippenschuur Nepal binnen. Bij de uitgang wordt nog wel even gecontroleerd of de bagagelabels van onze koffers corresponderen met onze tickets, een goeie zaak. In China hebben we dat ook ergens meegemaakt, toen moest ik terug naar de vuilnisbak waar ik ze in had geflikkerd dus tegenwoordig haal ik ze er pas af zodra ik het vliegveld af ben. Buiten staat het vol met taxi’s en na wat onderhandelen, daalt de prijs voor een ritje naar het centrum naar bijna nul. Uiteindelijk zien we iemand met een bordje met daarop de naam van ons geboekte hostel en zo worden we alsnog gratis naar onze accomodatie gebracht. Tijdens de rit naar het centrum wordt duidelijk dat we in een totaal andere wereld zijn beland. Als je denkt dat je met China op je palmares inmiddels wel wat gewend bent, heb je het mis. De drukte en chaos is hier namelijk nog veel groter (verkeersborden en -lichten bestaan niet) en daarbij is het hier ook nog eens vele malen armetieriger. Het is hier eigenlijk gewoon een grote ragbende. Welkom in de derde wereld. De smalle weggetjes zitten vol gaten en diepen kuilen en daarbij is het spitsuur en dan moet je echt je hand binnenboord houden anders wordt ie er zonder te toeteren vanaf gereden. Je kunt het raam trouwens sowieso beter dicht houden (voor zover dat gaat in dit wrak van de weg), want het verkeer veroorzaakt één grote stofwolk. Het schijnt dat je hier links moet rijden, maar alles gaat zo door elkaar dat dat onderscheid nauwelijks is te zien. Misschien komt dat ook wel door de heilige koeien die midden tussen het verkeer in het vuilnis lopen te grazen en waar iedereen links en rechts om heen moet. Voordat we hier heen gingen, hebben we nog overwogen om een auto te huren. Goed dat we dat niet gedaan hebben, want schadevrij rijden is hier onmogelijk. Naast onze chauffeur zit een binkie die perfect Engels spreekt en ons van alles over zijn stad en zijn land vertelt. Bovendien geeft hij wat tips wat we hier allemaal zouden kunnen ondernemen. Je zou bijna denken dat ie ergens een belang bij heeft. En dat is ook zo, want zodra we bij Potala’s Guesthouse in de wijk Thamel zijn, krijgen we zijn visitekaartje en worden we uitgenodigd om vanavond op zijn kantoor te komen om de mogelijke uitstapjes door te nemen. Thamel is het drukke en toeristische centrum van Kathmandu en bestaat uit een doolhof van smalle, drukke en deels onverharde straatjes met alleen maar winkeltjes die allemaal hetzelfde verkopen: Kashmir kleden, sjaals en mutsen (logisch, het is hier tenslotte maar 35 graden), souvenirs, frisdranken, kleding, sporttassen, rug-en slaapzakken (alles van The North Face, made in Nepal) en allerhande kleding en kunstartikelen die doen denken aan Ruigoord. De toeristen die we hier in hun vrije tijd tegenkomen, lopen er ook bij alsof ze in Ruigoord zijn. Misschien is dit extreem linkse publiek wel de reden dat hier links gereden wordt, want bij mijn weten is Nepal geen Engelse kolonie geweest. Even rustig langs de winkeltjes wandelen is er niet bij, want je wordt aan alle kanten voor de sokken gereden door toeterende Suzuki Alto’s, motors en riksja’s met een knijp-eend op het stuur. Heel apart dat dit niet gewoon een voetgangerszone is. En als je zo naar de gebouwen kijkt, hoef je geen deskundige te zijn om te zien dat dit na de eerste de beste aardbeving slechts nog puin zal zijn. Ik houd mijn hart vast als dat hier gebeurt (ik lees op internet dat er binnenkort één wordt verwacht van minstens 8 op de bekende schaal), want dan zijn er zeker een miljoen doden. Zodra we het hotel binnenstappen is alle herrie weg en bevinden we ons in serene rust. Zo te zien heerst ook hier verborgen werkloosheid, want we worden opgewacht door maar liefst 5 keurige heren die achter de blinkende maar kleine receptie staan en door wie we beleefd met ’sir’ worden aangesproken. Het valt trouwens sowieso op dat iedereen goed Engels spreekt (wat een verademing na China) en buitengewoon vriendelijk en beleefd is. Onze tassen worden door de sherpa’s van het hotel gelijk uit handen genomen en naar onze suite op de derde etage gebracht. Daarna laten we ons in de lederen fauteuils van het reisbureau zakken en ons van alles aanpraten. We bedanken hen vriendelijk, maar gaan toch mooi ons eigen plan trekken.
Sinds China hebben we geen pizzeria meer gezien, dus laten we er maar één doen hier. Opvallend, in China zijn veel McDonald’s maar vrijwel geen pizzeria’s; hier is het net andersom. Sterker nog: Nepal heeft als één van de weinige landen ter wereld geen McDonald’s en dat terwijl ze zelfs in Irak, Pakistan en Libanon schijnen te bestaan...
1 mei
Op de Dag van de Arbeid wordt er natuurlijk niet gewerkt in Nepal. Stel je eens voor dat het hier welvarend zou worden. Dan kunnen die dure witte Landcruisers van de VN hier vertrekken en dat zou het straatbeeld niet ten goede komen. Nee op de Dag van de Arbeid gaan we demonstreren, dat is een veel beter plan. Het is sowieso elke dag een gekkenhuis in deze stad, maar vandaag doen ze er een schepje bovenop. Overal rijden toeterende auto’s met mensen op het dak die met rode vlaggen zwaaien en overal zijn hordes mensen op de been die massaal met enorme spandoeken lopen. Ik voel me even een verslaggever van het NOS-journaal als ik wat van dit volk probeer te filmen en daarbij bijna onder de voet word gelopen en in zo’n doek wordt gerold om vervolgens onder luid gejoel door de menigte als menselijk offer op de schouders te worden genomen. Gelukkig zijn de mensen hier geen kannibalen en struinen we daarna nog wat door straatjes en steegjes en zien we rechts en links wat tempeltjes. Als we het bekende Durbarplein oplopen, worden we door een agent aangehouden. We moeten als blanke toerist betalen om hier te mogen lopen. Dan maar een blokje om langs onder andere de American Club. Dit is een ommuurd stukje VS midden in het centrum van Kathmandu dat rondom door militairen wordt bewaakt. Binnen de muren schijnt een luxe resort te liggen waar de Amerikaanse militairen lekker kunnen voetballen, tennissen en zwemmen. Wat moeten ze anders doen, het is hier tenslotte geen oorlog.
We kopen een kaart van het Annapurna gebied. Als je in Nepal bent, is dit (naast de Mount Everest) een deel van de Himalaya dat je gezien moet hebben. Over de Mount Everest gesproken, deze gaan we vanaf de grond helaas niet zien. We zouden met een afgetrapte Fokker naar Lukla kunnen vliegen, maar ik ben nog niet levensmoe. Het schijnt dat je op dit vliegveld tussen de vliegtuigwrakken landt en als je al landt is het vanaf daar nog een paar dagen lopen om een eerste glimp van de Everest op te vangen. Je kunt ook in 8 uur met een bus van Kathmandu naar Jiri, maar dan is het vanaf daar alleen al 7 dagen lopen naar Lukla en dan heb je nog steeds geen Everest gezien. We kiezen daarom voor efficiëntie en boeken bij de balie van het hotel voor morgen een mountainflight langs de Everest. Om ons hier mentaal op voor te bereiden, doen we een lekker koud biertje op het zonnige dakterras van ons hotel en voor we een eerste slok kunnen nemen, worden onze tickets door de lokale James met witte handschoentjes in onze handen gedrukt. Wat een service. We overwegen nog om voor morgenavond alvast een hotel te boeken in Pokhara (vlakbij het Annapurna gebied) maar zien hier toch maar vanaf. Eerst de vlucht van morgen overleven.
2 mei
De taxichauffeur staat precies volgens afspraak om 6.20 uur voor ons klaar om ons naar het vliegveld te brengen. Het is wat nevelig, maar het weer ziet er verder gunstig uit. We betalen de airporttax van 2 euro p.p. en checken in voor onze één uur durende mountainflight met de legendarische luchtvaartmaatschappij Buddha Air. Met zo’n naam kan het natuurlijk niet meer stuk. Na een uurtje wachten en wat van die propellerdingen opgestegen en geland te zien hebben, is het onze beurt. Met een busje worden we naar het vliegtuigje gebracht. Ondanks dat deze kist er prima uit ziet, worden we na wat discussie tussen de chauf en de piloot toch naar een andere gebracht. Gelukkig ziet ook deze er betrouwbaar uit. Verrassend genoeg worden we vlak voordat we instappen gewezen op de mogelijkheid om te cancellen. Volgens de host is de top van de Everest namelijk in een dikke wolk gehuld en om die reden kunnen we onze tickets, indien gewenst, gratis omzetten naar morgen. Niet dat ze garantie geven, maar het gebaar getuigt natuurlijk van sublieme service. De meesten voelen zich door deze onverwachte keuze voor het blok gezet en stappen toch in het vliegtuig. Martin en ik besluiten als enigen om de boel af te breken en morgen voor de herkansing te gaan. En zo worden wij met z’n tweeën weer keurig bij de terminal afgezet en vertrekt achter ons het vliegtuig zonder deze bergspotters. Op het kantoor van Buddha Air krijgen we zonder problemen nieuwe tickets voor morgen. Onze taxichauffeur staat te trappelen om ons weer terug te brengen en zo arriveren we onverrichterzake weer in het hotel waar we om de hoek heerlijk ontbijten in een rustige tuin.
In dit land mag je niet zomaar een trekking doen in de Himalaya. Je hebt op z’n minst een zogeheten TIMS en een Trekking Permit nodig en in sommige gevallen ook een Entry Ticket. Daarnaast lezen we dat voor het beklimmen van bergtoppen tussen de 5600 en 6500 meter een paar honderd dollar ’Peakbelasting’ wordt geheven en voor nog hogere toppen moet je een Climbing Permit hebben. Voor de Mount Everest kost deze in de lente 25.000 dollar. Het beklimmen van deze berg kan bij gespecialiseerde bureaus voor ongeveer 65.000 dollar all-in (zonder terugkeergarantie) worden geboekt. Ik denk dat het BBP van Nepal vrijwel volledig uit deze diensten bestaat en dat het beklimmen van de Everest voor mij niet tot de financiële mogelijkheden gaat behoren. Als het gratis was, had ik het wel gedaan natuurlijk.
Aan de hand van de kaart stippelen we zelf (een gids vinden we niet nodig, ondanks dat iedereen dat aanraadt) een trekking uit in het Annapurna gebied waarna we ons melden bij het Tourist Service Center om een TIMS en een Trekking Permit te bemachtigen. TIMS staat voor Trekkers Information Management System. Hiermee hebben de helicopters direct je gegevens paraat voor het geval je van een berg aflazert of vermist wordt. Voor beide documenten zijn in totaal 4 pasfoto’s nodig dus ik moet voor de zoveelste keer poseren. Na het invullen van wat formulieren, het opplakken van de pasfoto’s en het betalen van bijna 4000 Rupees p.p. krijgen we vrijwel direct de benodigde documenten. Al met al kost dit geregel toch een halve dag. Goed dat we in Pokhara nog niks geboekt hebben. Sterker nog, we vatten het snode plan op om morgen direct na de vlucht een taxi te pakken naar Naya Pul, het startpunt van de hike en een stuk voorbij Pokhara. Als we weer bij het hotel komen, zien we een gloednieuwe en knalrode Skoda Rapid rijden, een zeer opvallende auto tussen al die wrakken. We houden hem aan en vragen aan de chauf of hij ons morgen naar Naya Pul wil brengen. Daar heeft het mannetje wel oren naar. We onderhandelen over de prijs, bezuinigen de airconditioning eruit en zo kunnen we morgen voor 10.000 Rupees naar Naya Pul. Een rit van 7 uur voor 43 euro p.p., ik zeg goeie deal.
3 mei
De geschiedenis herhaalt zich en zo stappen we om stipt 6.20 weer bij onze privé taxichauffeur in de kleine Suzuki voor poging twee van onze Everest-vlucht. Volgens onze host zijn de gehele Himalaya en de Kathmandu-vallei nu wolkeloos. Het verzetten naar vandaag is dus een goeie zet geweest. Om 8.00 uur stijgen we op met de Beechcraft1900D van Air Buddha. We zijn met 20 personen en iedereen heeft een window-seat, er zijn 2 enkele rijen dus. Zodra we boven de ochtendnevel vliegen, ontvouwt zich de enorme Himalaya. Zo surrealistisch en zo onwijs vet. Terwijl het witte dak van de wereld als een film aan ons voorbij schuift, deelt de lieflijke stewardess kaartjes uit waarop schematisch is aangegeven welke bergen we zien. We mogen zelfs om beurten bij de twee piloten in de cockpit kijken waarbij de stewardess extra uitleg geeft. Ter hoogte van de Mount Everest oftewel de Sagarmatha (mother of all Goddess) stijgt de spanning. Niemand wil iets van dit letterlijke en figuurlijke hoogtepunt missen. Om de berg optimaal te kunnen zien, stuurt de piloot het vliegtuig eerst naar rechts om hem vervolgens voor de berg in een 180 te gooien. De adrenaline giert door het lijf, dit is zo gaaf. Het zien van deze berg heeft eigenlijk nooit op m’n lijstje gestaan, maar het is een aanrader van de bovenste plank. Op de weg terug heeft de andere rij in het vliegtuig zicht op het witte gebergte. Na een uur is de pret voorbij en laagscherend over de Kathmandu-vallei zet de piloot de kist weer netjes aan de grond. Wat een super ervaring.
Onze chauffeur heeft wederom netjes op ons gewacht en brengt ons langs de decadente golfbaan (waar de aapjes over de hekken rennen) weer terug naar het armetierige centrum. Al met al is het wat uitgelopen dus we moeten snel ontbijten. Inmiddels staat de rode raket al voor ons klaar. We checken uit en rijden in 7 uur via Pokhara naar Naya Pul dat volgens onze chauf ’Nieuwe Brug’ betekent. De rit voert via bergpassen door het onherbergzame binnenland. De eerste smalle en deels onverharde bergpas is een belangrijke handelsweg met India. We zien dan ook vele volgeladen en rijkgekleurde trucks uit het buurland. Het is stikheet en af en toe is het helemaal mistig van de uitlaatgassen. We zien ook veel pechgevallen. Daar sta je dan met je lekke band, verloren wiel, afgebroken aandrijfas, kapotte versnellingsbak of afgevallen lading. Eén truck staat steil bergop met de voorwielen omhoog met een aan de achterzijde gedeeltelijk afgeschoven lading. Onder een andere vrachtwagen ligt een motorfiets. De betrokkenen staan er beteuterd bij zo aan de rand van de afgrond in de hitte en drukte terwijl iedereen toetert en er als een malle voorbij wil. Als je dan ook nog door allerlei arme bergdorpjes scheurt waar sommige mensen letterlijk in de goot leven, realiseer je je weer wat een riant en makkelijk leven wij toch hebben. Corrupte agenten proberen nog wat van hun leven te maken door controleposten op te zetten in bushokjes. Als je kop hun niet aanstaat, moet je betalen. Volgens onze chauf is dat met name op vrijdag het geval, zodat ze na afloop van hun ’dienst’ mooi in de kroeg het weekend kunnen inluiden. Verder vertelt hij van alles over het Boeddhisme, Hindoeïsme, het min of meer afgeschafte kastenstelsel (waarin wij de paria’s zijn) en de heilige koeien. Als je hier bijvoorbeeld een kip, geit of koe doodrijdt, kun je levenslang krijgen.
In Pokhara moet de chauf de weg vragen, want hij is in zijn 28-jarige leven nog nooit verder dan deze plaats geweest. Hij is enorm in zijn element dat wij hem nu deze kans geven en vrolijk fluitend arriveren we na nog eens twee uur in Naya Pul. Hier nemen we afscheid en terwijl hij weer 7 uur mag terugrijden, stappen wij over in een minstens 40 jaar oude Toyota Corrolla voor de laatste 10 km naar Birethanti waar het feitelijke startpunt van de hike is. Ondanks dat deze weg eigenlijk alleen geschikt is voor 4x4’s komen we hier veilig aan. Het is inmiddels avond maar dankzij het laagseizoen vinden we toch eenvoudig een naar omstandigheden mooie kamer in Hostel Evergreen direct aan de rivier. De kamer kost maar liefst EUR 2,50 per nacht, maar dan zijn we wel verplicht hier te dineren en te ontbijten. Geen punt, want de menukaart ziet er goed uit en ook deze prijzen zijn ver onder het Nederlandse gemiddelde. We moeten trouwens wel genoegen nemen met een koude douche en tandenpoetsen en handen wassen kan alleen in de toiletpot. Bovendien valt de stroom regelmatig uit, maar eigenlijk heeft dit ook allemaal wel wat. Het eten is heerlijk evenals het ijskoude Everest bier. De oprichter van deze brouwerij schijnt de Mount Everest 12 keer beklommen te hebben, hoe geniaal ben je dan. En wij zitten in de Himalaya, alleen dat idee al.
4 mei
We worden wakker van fluitende vogels, veel mooier kun je niet wakker worden. Voor het ontbijt krijgen we de menukaart, een schrift en een pen. Of we zelf willen opschrijven wat we willen hebben. Prima. Net als het ontbijt. Qua eten en taal is het hier in Nepal een stuk beter toeven dan in China. We pakken onze kleine rugzakken in en laten de rest van de bagage achter. Hiervoor moeten we dan wel een kamer huren voor 2 euro per nacht. De mensen kunnen het hier goed gebruiken.
Bij het plaatselijke checkpoint annex koek-en-zopie-tent laten we onze TIMS en Trekking Permit afstempelen (alsof je aan de Elfstedentocht begint) en zo beginnen we aan onze driedaagse tocht door de Himalaya. We lopen min of meer parallel aan de rivier omhoog via eindeloze, geïmproviseerde stenen traptreden. We stijgen van 1000 naar ruim 2000 meter en onderweg zien we het traditionele plattelandsleven van Nepal. Het beeld bestaat uit lemen huisjes met golfplaten daken, herders, verweerde oude mensen, vrouwen die bij een waterput de was doen, paarden, geiten, ossen, kippen, beekjes en tropische landschappen met rijstterrassen. Maar tegelijkertijd speelt men hier ook in op toerisme. Overal langs de paden zijn kleine eettentjes, lodges en winkeltjes waar met name water, frisdrank, koekjes, Snickers en Mars worden verkocht. Wat trouwens wel opvalt is dat de mensen hier over het algemeen veel stugger zijn dan in Kathmandu en China. Ze groeten nauwelijks, maar ze zullen ook wel andere dingen aan hun hoofd hebben dan dat. Anderzijds, als je ze de weg vraagt, wijzen ze steevast in de juiste richting. Het niet huren van een gids is dus een goeie beslissing geweest, al is het alleen maar dat je anders de hele dag aan zo’n gast vastzit. Tussen het lopen door, zien we af en toe heel vaag boven de hoogste wolken een enorme besneeuwde bergtop. Het is de meer dan 7 km hoge Annapurna-Zuid. Heel apart en heel gaaf om deze zo te zien. Na 4 uur lopen komen we al op onze beoogde bestemming: het bergdorp Ghandrung. Behalve het pad is hier geen weg naartoe, dus het is hier elke dag een autoloze dag. Waar vind je dat nog. We vinden een kamer in Hotel Gurung Cottage. Hier hebben we een terras met een prachtig uitzicht over het dal. De rivier beneden is nauwelijks meer te zien, zo hoog zijn we dus al gelopen. Het motto van het bijbehorende restaurant is: ’pak zelf maar even een koud biertje uit de koelkast’. En daar zitten we dan weer met een heerlijke Everest van 650 ml. Daarna kijken we nog even verder in dit dorp dat alleen maar uit trappen bestaat en belanden we op een terras bij een bakkerij waar we een tijdje aan de praat raken met een Nederlands stel. Het blijkt trouwens geen stel, het zijn backpackers die elkaar kort geleden in India hebben ontmoet en sindsdien samen reizen. Hij komt uit Alkmaar en reist al sinds augustus 2012 (kom ik aan met m’n 4 maanden) door Azië en zij heeft in het kader van een stage een paar maanden in India gewerkt en heeft een afsluitende vakantie in Nepal. We dineren bij ons hotel (ook hier weer prima voer) en dat is maar goed ook, want tijdens het eten breekt buiten de hel los: hagel, regen en onweer. Eén minuut stilte om de doden te herdenken gaat hier helaas niet lukken.
5 mei
Op de vroege ochtend van Bevrijdingsdag trekt de nevel op en komt heel magisch die enorme Annapurna-Zuid (7219 meter volgens de kaart) weer tevoorschijn. Een aantal Tibetanen in ballingschap probeert voor de deur van het restaurant kralen en kettingen te verkopen. Hoe zeer ik ook met deze mensen te doen heb, ik ga niet iets kopen wat ik niet mooi vind of niet gebruik. In plaats daarvan hebben we met 2 gidsen van andere groepen (die groepen liggen nog in hun bed te stinken) een stevig ontbijt ter voorbereiding op een volgende wandeldag en zo krijgen we gratis en voor niks nog wat info en tips. Bijvoorbeeld dat de berg naast de Annapurna de Hiun Chuli (6434 m) is, dat de Fish Tail (officieël de Machhapuchre met 6997 m) door de mist nu helaas net niet zichtbaar is en dat je film The North Face als klimmer toch wel gezien moet hebben. Deze film is gebaseerd op een waargebeurd verhaal uit 1936 waarbij Duitse beklimmers van de Eiger Nordwand in Zwitserland in een competitie omkomen.
Vandaag lopen we naar Ghorepani. Deze tocht is volgens de gidsen loodzwaar. Aangezien het gisteren alleszins is meegevallen en we ervan uitgaan dat men ook hier extreem goed is in overdrijven, hebben we het gas er de eerste 2 uur goed op. Daarna krijg ik last van m’n knie en gaat het een stuk langzamer. De wetenschap dat het nog 5 uur lopen is, stemt me niet gerust. Veel keus hebben we niet, dus we gaan maar gewoon door. Met name op de steile stukken wordt het pijnlijk. En steil is het, want we moeten ten opzichte van ons vertrekpunt 1300 meter omhoog. Met de tussentijdse afdalingen erbij moeten we zelfs 1800 meter stijgen. Een hel dus en dat wordt bevestigd door de mensen die we vanaf de andere kant tegenkomen. Die verklaren ons voor gek dat we de route niet andersom zijn gaan lopen. Uiteindelijk moet je toch omhoog en omlaag denk ik dan, dus wat maakt het uit. Aan de omgeving zal het in ieder geval niet liggen, want die is prachtig, ondanks dat we geen brute uitzichten hebben. De route voert namelijk door dicht tropisch woud en voor een ander deel door een bloeiend Rhododendron woud met wat beekjes en watervalletjes. Vlak voordat we het hoogste punt van vandaag bereiken, doen we een drankje en een bord spaghetti op een terras bij de Deurali Pass op bijna 3100 meter. Hier komen we heel toevallig onze Nederlandse vrienden van gisteren weer tegen die er ook niet heel fris meer bij zitten, maar desondanks alvast maar doorlopen. We zien elkaar wel weer in Ghorepani is het idee. De spaghetti valt goed maar m’n knie heeft er echt geen zin meer in en dat terwijl ik er nog nooit last van heb gehad. De laatste 2 uur wordt op de tanden bijten. We moeten nog 200 meter stijgen en dan is het weer 450 meter dalen tot in het dorp. Ik loop als the cripple (Kevin Spacey) in The Usual Suspects. Het wordt fris en met Ghorepani in zicht begint het nog keihard te regenen ook en zo nemen we doorweekt en onderkoeld onze intrek in het eerste het beste hotel dat we daar tegenkomen: The Hungry Eye. Een schot in de roos, want hier brandt de open haard en is het gezellig druk in het restaurant. De pizza en het Everest bier smaken heerlijk. Voor de rest probeer ik zo min mogelijk te bewegen. Als ik hier morgen zonder te lopen weg zou willen, dan kan dat alleen per paard of helikopter. Volgens de vriendelijke en gastvrije uitbaatster is het namelijk 5 uur lopen naar het dichtstbijzijnde punt waar ik in een jeep zou kunnen stappen. Eerst maar een goede nachtrust, dan zien we wel weer verder.
6 mei
Vrijwel iedereen die hier overnacht, gaat er deze morgen om 3.30 uur uit om in het donker naar Poonhill te lopen. Vanaf hier schijn je bij zonsopkomst een mooi uitzicht te hebben op onder meer de Annapurna I (8091 m). Wij zien hier niet alleen vanaf omdat m’n knie het niet trekt, maar ook omdat we dit tijdstip in een vakantie toch echt onmenselijk vinden, het weer onzeker is en we bovendien diezelfde bergen ook gewoon vanuit het dorp kunnen zien. Zodra het licht wordt, blijkt het strakhelder te zijn. Als we de gordijnen van onze kamer open doen, hebben we een adembenemend uitzicht op de Annapurna-Zuid, de Annapurna I en een nog hogere berg: de Dhaulagiri, dat in het Nepalees ’witte berg’ betekent, nou dat klopt wel. Deze reus is met 8167 meter de op zes na hoogste berg ter wereld. Vanaf een platform in het dorp zijn deze bergen nog mooier te zien. We hebben er dus geen spijt van dat we niet naar Poonhill zijn geweest.
Gelukkig gaat het met de knie zowaar een stuk beter. Ik bel het paard en de heli af en we beginnen om 8.30 uur aan de afdaling terug naar Birethanti waar we 2 dagen geleden gestart zijn. Dan kan ik na 5 uur altijd nog zien of ik in een jeep stap. De afdaling is steil en bestaat ook hier grotendeels uit stenen treden. De knie houdt zich verrassend goed en in 7 uur tijd dalen we van 2900 naar 1000 meter. Omdat het zo lekker gaat, besluiten we om in één stuk door te lopen, zonder te lunchen dus. Het enige oponthoud dat we hebben is een slachtvoorstelling. Bij toeval zie ik ergens achter een huis een man op iets inhakken waarbij het bloed alle kanten opspat. Ik probeer van een afstand wat foto’s te maken en zodra we worden opmerkt, gebaart een andere man dat we gerust dichterbij mogen komen. Een paar uur geleden hebben ze hier een buffel geslacht en de hele familie is nu met messen en bijlen in de weer om het vlees van de botten te scheiden. Er staan emmers vol met vlees waar de vliegen gewoon op zitten. De huid van het beest ligt als een tijgerkleed voor een haardvuur. Het enige verschil is dat dit kleed onder liters bloed zit en dat ie in het gras ligt terwijl de leider van de slachtbende de kop er uitzaagt en met een bijl de schedel aan gruzelementen slaat. Bloedbad in de Himalaya. Heel bizar, maar zo gaat dat hier.
Om in één keer door te lopen blijkt de enige en juiste beslissing te zijn, want vlak voordat we Birethanti binnenstappen, breekt een zwaar onweer los. De laatste kilometer leggen we rennend af en zodra we met een koude Everest en een verlate lunch onder het afdak van het Evergreen-restaurant zitten, begint het zelfs te hagelen. Het pad waar we net liepen, is binnen no-time in een kolkende rivier met grote witte hagelblokken veranderd en de bliksem slaat een aantal keer zeer dichtbij in. We zitten er riant bij dus we kunnen gelukkig van dit schouwspel genieten. Zoals wel vaker in de tropen, klaart het ook snel weer op. We pakken onze koffers van de hotelkamer en in een Suzuki Alto rijden we over de onmogelijke weg terug naar Naya Pul en verder naar Pokhara. Terug in de bewoonde wereld worden we op ons verzoek gedropt bij een restaurant met wifi zodat we op internet kunnen checken welke luxe hotels hier in de buurt zitten. Na de ontberingen van de Himalaya zijn we wel een keer toe aan een zwembad. Buiten dat zijn we al die armoede hier ook wel een keer zat. We moeten alleen even wachten op stroom zodat de router het weer doet. Het is hier namelijk gebruikelijk dat er overdag een paar uur geen stroom is. Op booking.com vinden we een gloednieuw resort op 800 meter hier vandaan. We zijn lui dus we pakken een taxi. De chauf kent het resort niet, maar we maken hem wel even wegwijs in zijn eigen stad. Het Atithi-resort staat midden in een sloppenwijk. Bij de poort staat een bewaker en onze bestuurder vraagt onzeker en beleefd of hij ons met z’n gammele bak via de oprijlaan voor de glazen deur met gouden kozijnen mag afzetten. Dat mag en bij de ingang worden onze tassen gelijk uit de auto gesjouwd door twee mannen in smoking met witte handschoentjes. Zo hoort dat. In de lobby wordt door een serveerster gelijk een cocktail voor ons neergezet. We hebben geen reservering, maar er is nog plek (er is eigenlijk gewoon helemaal niemand). Er wordt ons een kamer aangeboden voor een prijs die bijna het dubbele is van die op booking.com. Als ik vraag om de wifi-code om dan maar alsnog via internet te reserveren, wordt de manager gebeld en krijgen we de kamer voor de helft van de eerst geboden prijs. Dreigen met internet werkt altijd. Het resort heeft wel wat van Spa Zuiver, maar dan wat kleiner en minder lux. Hoe dan ook, voor hier is het pure en onbetaalbare luxe. Wat een verschil met buiten de muren waar de koeien op straat grazen.
7 mei
Het ontbijtbuffet is perfect voor elkaar. Aangezien er verder bijna niemand is, hebben we de kok en alle altruïstische serveersters voor onszelf. Klinkt leuk en decadent natuurlijk, maar het is eigenlijk ook best genant. We worden continue met ’sir’ aangesproken: yes sir, no sir, excuse me sir, do you want some more sir, are you finished sir en ga zo maar door. Als we terugkomen in de kamer zijn onze bedden alweer opgemaakt. Daarna lopen we naar Devi’s Fall even buiten de stad. Dit is een diep ravijn met wat watervallen, best aardig om een keer gezien te hebben. Hier vlakbij bevindt zich een Tibetaans centrum, van oorsprong een vluchtelingenkamp waar Tibetanen leven die in 1959 voor de Chinezen uit hun land zijn gevlucht. Dit slaan we maar even over. We pakken een Suzuki Alto taxi naar de World Peace Pagode bovenop een berg. De weg hier naartoe is steil en onverhard. Mooi om te zien dat je hier helemaal geen 4x4 voor nodig blijkt te hebben. De pagode is een spierwitte boeddhistische tempel waar je niet in kunt maar wel via een balustrade omheen kunt lopen. Beneden aan de trap moeten we onze schoenen uit doen alsof het een moskee is. Vanaf de tempel hebben we rondom mooi uitzicht op Pokhara en het Phewa meer. Elke windrichting wordt in de gaten gehouden door een gouden Buddha. Na dit culturele uitstapje relaxen we de rest van de middag bij het zwembad van ons resort, waar we onder toeziend oog van de 8 personeelsleden (voor de duidelijkheid, dit is het personeel voor alleen het zwembad) een club sandwich verorberen en ons tegoed doen aan de zoveelste fles Everest bier. Dit voelt als een tantalus kwelling. Niet dat je medelijden met deze mensen hoeft te hebben, maar toch. ’s Avonds eten we vlakbij in Lakeside, regelen we voor de 10de een raft-uitje en spreken we op straat een kerel in een nieuwe auto aan met wie we afspreken dat hij ons de 11de terug naar Kathmandu brengt. Als we weer in de kamer arriveren, is deze opnieuw schoongemaakt en liggen er zelfs bloemetjes op bed. Ze hebben hier echt niets te doen.
8 mei
Ook vandaag komen we bijna niet weg bij het zwembad. Het personeel heeft het, naast ons verzorgen, binnen stikdruk met het doden van vliegen met hun nieuwe gadget, een elektrische vliegenmepper. Zodra het aan het einde van de middag betrekt en gaat regenen laten we de biertjes, baco’s, mocktails en burgers voor wat het is en brengen we de rest van de dag en avond door in een gezellige kroeg met een pooltafel in Lakeside. Je zou bijna denken dat we ons stierlijk vervelen, maar we vermaken ons prima even op deze manier. Vergeet ik nog te melden dat onze kamer vandaag drie keer is schoongemaakt. Ik vraag me af wie er hier nou eigenlijk vies is.
9 mei
Het ontbijtbuffet is vandaag leeg en we missen onze privékok. Ze zijn er achter dat het efficiënter en dus goedkoper is als ze twee gasten à la carte laten ontbijten in plaats van van een enorm buffet. Vandaag zijn we namelijk echt nog de enige gasten. Het ontbijt is er niet minder smaakvol om. Vanochtend liggen we weer aan het zwembad. De zwaluwen hebben deze luxe oase temidden van de rommel inmiddels ook gevonden, want ze drinken al vliegend dankbaar uit het zwembad. Eindelijk water waar ze niet van aan de slappe raken. Mooi om te zien is ook het moment dat de stroom uitvalt. Dan vallen de watervalletjes boven het zwembad even stil om daarna gelijk weer aan te springen, omdat er dan op noodstroom wordt overgeschakeld. Terwijl de bevolking buiten de muren op hun zelfgemaakte houten hometrainer moeten stappen om in huis nog wat stroom te hebben, wordt hier automatisch een enorm aggregaat opgestart zodat we in ieder geval van de watervallen boven het zwembad kunnen genieten. Het is maar net wat je belangrijk vindt.
We hebben genoeg van de weelde genoten, checken uit en lopen met onze bagage naar een goedkoper hotel om de hoek. Maar niet nadat we op verzoek van de front-office supervisor (de dame die de baas is over het 8-koppige personeel dat de lobby bestiert) een recensie over dit resort op TripAdvisor hebben gezet. Het bestaat nog maar twee maanden dus ze kunnen wel wat feedback gebruiken. Daarna huren we een mountainbike om nog wat van de omgeving te gaan bekijken. Dit is niet echt een succes. Goedkoop is duurkoop want de fietsen fietsen werkelijk voor geen meter. Ze zijn duidelijk gemaakt voor de lokale, kleine mens want voor ons zijn het kinderfietsen. Ondanks veel inspanning niet vooruit te branden dus. Bovendien ziet de lucht pikzwart en even later breekt de pleuris weer uit. Gelukkig maar, want nu kunnen we met een goed excuus de fietsen aan de kant smijten om te schuilen in een tent waar ze koud bier serveren. Zodra het weer wat droger is, fietsen we alsnog door het chaotische verkeer naar een bezienswaardigheid net aan de rand van de stad: de Seti Gandaki Gorge, een kloof waar de Seti rivier doorheen giert. We bekijken dit gat vanaf een brug en keren dan als de sodemieter om, want het begint weer te regenen. Om te voorkomen dat het thuisfront ons als alcoholisten gaat afschilderen, schuilen we dit keer niet in een kroeg maar onder een afdak van een huis waar we lol maken met een paar kinderen die net van school komen. Ze vinden het prachtig om op onze, in hun ogen, enorme fietsen te klimmen. Na dit festijn leveren we de fietsen in, kopen we voor weinig waterschoenen voor het raften van morgen en eten we in een prima pizzeria.
10 mei
We worden opgehaald door een Landrover van Paddle Nepal, de organisatie waarmee we gaan raften op de Seti rivier. Onderweg van Kathmandu richting Pokhara hebben we op een rivier ook een aantal rafters gezien, maar dit zag er zo suf uit dat we speciaal hebben gevraagd om een wilde rivier. We rijden via een smalle weg een stuk stroomopwaarts. Na een uurtje rijden komen we op de plek waar de raft van het dak wordt gehaald om te worden opgepompt. Voordat deze te water wordt gelaten, krijgen we van onze gids een uitgebreide instructie. Het enige team van vandaag bestaat uit vier rafters, wij en twee Engelse meisjes waarvan één van Chinese afkomst die onder de indruk is van wat wij in China allemaal hebben gezien. Maar goed, daar gaat het nu niet om. Na de instructie wordt de raft in een rustig deel van de rivier te water gelaten, tezamen met twee kayakkers die mede voor onze veiligheid moeten zorgen. Als je uit de raft kiepert, kun je eventueel bij hun op de kano kruipen. De rivier is inderdaad een stuk wilder dan wat we eerder gezien hebben. Raften is en blijft een prachtige bezigheid en ik kan nu zeggen dat ik in de Himalaya heb geraft, gaaf! Op een rustig en diep stuk in een kloof springen we uit de raft om even met de stroom mee te zwemmen. Het water is een graadje of 20, prima te doen dus. Veel beter in ieder geval dan het ijskoude smeltwater van de rivier in Zwitserland waar ik twee keer eerder ben wezen raften. De omgeving hier liegt er ook niet om. Het is prachtig weer en we kijken continue tegen hoge bergen op. We zien zelfs wilde apen langs de rivier lopen. Voor de rest is het weer één en al armoede hier. De huizen langs de rivier kun je met goed fatsoen eigenlijk geen huizen noemen, een aantal bruggen is ingestort en we zien veel vrouwen met rieten manden op hun rug stenen versjouwen en mannen met ossen het land bewerken. Het wordt trouwens wel gewaardeerd dat wij hier heel decadent aan het raften zijn, want overal staat de bevolking lachend naar ons te zwaaien. Na bijna twee uur zit dit spektakel erop en sluiten we af met een kleine lunch. Goed geregeld allemaal hier.
In de middag gaan we met de taxi naar de berg Sarangkot. Vanaf het punt waar de taxi ons dropt, is het nog 200 meter klimmen naar de top waar op een hoogte van 1600 meter een uitzichtpunt is gebouwd. Onderweg komen we langs een veldje waar paragliders van de berg af lopen, een populaire bezigheid hier. Na de top bedwongen te hebben, besluiten we op een terras om, ondanks de dreigende wolken, via een ander pad lopend terug te gaan naar ons hotel. De steile afdaling van 700 meter doen we in een klein uurtje. Op de berg begint het al een beetje te regenen en zodra we in het stadje komen, is het eigenlijk niet meer te doen. Als iemand zou zeggen dat we in een rivier lopen in plaats van op de weg, zou ik het geloven. Wat een prutbende is het hier. Om niet helemaal doorweekt te raken, pakken we voor de laatste kilometer toch maar even een taxi. In de kroeg met de pooltafel is het 4 uur lang happy hour, dus het laat zich raden waar wij de avond doorbrengen.
11 mei
Bij het eettentje tegenover ons hotel krijgen we de menukaart die van toepassing is wanneer de stroom weer eens is uitgevallen. Espresso bijvoorbeeld staat niet op deze kaart, omdat hier stroom voor nodig is. Dan maar op gas gestookte thee. Om stipt 10.00 uur staan we klaar om terug naar Kathmandu te worden gereden. Punt is alleen dat de snorder met wie we hadden afgesproken niet op komt dagen. We moeten nu snel wat anders regelen, want we vernemen dat het morgen autoloze zondag is (bestaat dat hier?) en om nou maandag pas terug te rijden vinden we een te groot risico, omdat dan vanwege onze vlucht naar Dubai niks tegen mag zitten. Gelukkig is Martin uitvoerder dus goed in het regelen van dingen. Terwijl ik in de lobby met de aalgladde eigenaar zit te ouwenelen, komt Martin na een uur struinen met een andere gloednieuwe wagen op de proppen. Hij wordt bestuurd door een professioneel chauffeur die vaker ritjes naar Kathmandu maakt en dat ook nog eens voor een prijs die ons aanstaat, maar dan wel zonder airconditioning. Het is 5 uur rijden naar Kathmandu en aangezien het inmiddels bijna 11.30 uur is, moeten we opschieten anders komt de chauf op de terugweg misschien in de problemen met de autoloze zondag. Vandaar dat hij de gang er goed in heeft. Gelukkig kent ie alle gaten en kuilen in de weg en behendig stuurt hij hier omheen. Het ’nieuwe rijden’ kent hij niet dus het is continue vol gas of vol in de ankers voor een koe of voor een tegenligger. Al met al een snelle maar onrustige en bloedhete rit. De thermometer geeft 39 graden aan. Martin is niet zo praterig en dat is meestal niet zo’n goed teken. Zodra we weer die vieze stinkstad Kathmandu binnenrijden, slingert hij in een smalle steeg zijn deur open en springt eruit om het ontbijt er even uit te gooien. De chauf kan hier helaas niet stoppen, want het is een hectiek van jewelste. Hij houdt Martin wel via de buitenspiegel in de gaten. Die loopt kotsend van agent naar agent achter ons aan. Elke agent sommeert hem om door te lopen en nadat alles eruit is, stapt hij zonder boete voor wildkotsen weer in de auto. Dat lucht op.
Voor de laatste twee nachten in dit land checken we in in hotel Manaslu, een relatief luxe hotel met zwembad net even buiten Thamel. ’s Avonds lopen we nog even het centrum in. Hier is het duidelijk geen autoloze zondag. Straatverlichting en stoepen kennen ze hier niet, dus het is oppassen dat je in de mist van de uitlaatgassen en het stof niet in een diepe kuil stapt of wordt aangereden. We blijven ons verbazen over de algehele armoede hier.
12 mei
Om maar zo weinig mogelijk van de ellende buiten te hoeven meemaken, liggen we de hele dag te verbranden bij het zwembad. Omdat het voer hier wat minder is, dineren we ’s avonds in die mooie rustige tuin in het centrum waar we bijna twee weken geleden ook een paar keer gegeten hebben en waar we door de vriendelijke bediening weer een warm welkom worden geheten.
13 mei
De laatste dag in Nepal vertoeven we weer mooi bij het zwembad. Aan het einde van de ochtend worden er onder de enorme veranda en op het grasveld naast het zwembad tafels en stoelen neergezet. Bovendien wordt er een podium opgebouwd en wordt er een buffet geopend. Er schijnt hier zometeen een bruiloft te zijn. Binnen no-time liggen we met onze bruinende torso’s tussen de gasten in smoking en typisch Nepalese klederdracht. Er tettert zelfs een hoempappa-band en veel gasten willen met ons op de foto, het lijkt China wel. Twee culturen zo ver van elkaar verwijderd en toch zo dichtbij. We zitten er midden in, legendarisch.
Om 16.00 uur worden we met een taxi naar het vliegveld gebracht voor onze vlucht met Flydubai naar, je raadt het al, Dubai. De check-in schiet niet echt op en na de laatste bureaucratische douane-formaliteiten vertrekken we met een uur vertraging richting het Oosterse westen. In het donker vliegen we over India, Pakistan en Iran om 4,5 uur later om 23.00 uur lokale tijd te landen in Dubai, de hoofdstad van één van de Verenigde Arabische Emiraten. Een veel groter verschil in welvaart kun je niet bedenken. Een taxi brengt ons naar het Winchester Deluxe Hotel & Appartments in de Koeweitstraat. Wat heerlijk om weer eens met een echte auto over een echte snelweg te blazen.
14 mei
In Dubai hebben we maar één dag. We laten ons door een taxi afzetten bij het grootste winkelcentrum ter wereld: de Dubai Mall. Hier melden we ons bij de desk van de Burj Khalifa, het hoogste gebouw ter wereld waarvoor we via internet kaarten hebben gereserveerd. Via een entertainment tunnel komen we bij de lift die ons binnen een halve minuut naar de 124ste etage brengt. Hier bevinden we ons op 452 meter boven de stad. Niet echt hoog als je bedenkt dat het gebouw 828 hoog is. Maar het is wel ruim 150 meter hoger dan het Eureka Skydeck waar ik in Melbourne ben geweest. Desondanks hebben we natuurlijk een prachtig uitzicht over de stad, de woestijn en een deel van de Perzische Golf. We zien zelfs de nog onbebouwde eilanden van The World liggen. Palm Island is helaas niet zichtbaar, omdat het niet helemaal helder is. Omdat we dit toch gezien willen hebben, gaan we daar zometeen nog wel even naar toe. Maar eerst lopen we langs de enorme waterval en het grootste aquarium ter wereld in de Dubai Mall. Hier zit bizar veel tropische vis in, van haaien tot pijlstaartroggen. En die zwemmen langs terwijl je bij Dior je boodschappen doet. Dit gaan mensen blijkbaar maken als ze echt niet meer weten wat ze met hun geld moeten doen. Vanuit de Mall lopen we via enorme overdekte glazen en gekoelde voetpaden met automatische rolpaden naar het eveneens gekoelde metrostation. De splinternieuwe trein (dus niet de bestuurder, want die is er niet) brengt ons naar station Dubai Internet City. Vanaf hier laten we ons door een taxi afzetten in de top van de Palm. Naast het Atlantis hotel is een of ander aqua park, maar hier is weinig te beleven. Omdat je in je leven ook een keer in een monorail gezeten moet hebben, gaan we met dit vervoermiddel (eveneens zonder bestuurder) terug naar het begin. Onderin het gekoelde station staan taxi’s klaar om de mensen, zonder dat ze de buitenwarmte hoeven te voelen, elders heen te brengen. Dit is zelfs zo normaal dat je er lopend nauwelijks uitkomt. We presteren het toch en zo lopen we in 40°C langs de drukke weg naar de Burj al Arab, het enige 7-sterren hotel ter wereld, gebouwd op een kunstmatig eiland in de Perzische Golf. Zonder reservering kom je hier niet in, maar het is toch gaaf om dit bijzondere gebouw van 321 meter hoog een keer gezien te hebben. Nadat we ons even hebben laten afkoelen in een airconditioned bushokje, stappen we weer in een taxi naar het dichtsbijzijnde metrostation vanaf waar we naar Dubai Creek gaan. Hier struinen we wat langs de kade waarna we min of meer per ongeluk in een wat armere Aziatische wijk terecht komen. Hier hebben we inmiddels wel een keer genoeg van. We gaan met een bootje naar de andere kant van het water waar we op een mooi terrs aan het water wat verse vis naar binnen werken. Inmiddels is het alweer donker en sluiten we ons bezoek aan Dubai in stijl af met op muziek dansende fonteinen bij de Dubai Fountain Show naast de Burj Khalifa.
15 mei
Om 9.00 uur komt het grootste vliegtuig ter wereld, de Airbus A380 van Emirates, los van de grond om ons in 6,5 uur en met gastronomische verzorging naar Amsterdam te vliegen. In de neus, romp en staart van dit toestel zijn camera’s ingebouwd zodat je op het scherm in de stoel voor je live de verrichtingen van het vliegtuig kunt volgen. Er is zelfs wifi aan boord en je kunt via de interne telefoon naar andere seats en via sateleliettelefoon naar huis bellen. Kekke kist!
Hiermee is mijn rondje om de wereld voltooid en is er een einde gekomen aan 4 maanden reizen, een periode waarin ik heel veel moois heb gezien en meegemaakt en waarmee voor mij is bevestigd dat de aarde en het leven zo ongelofelijk mooi zijn!
-
16 Mei 2013 - 21:17
Jord:
Welkom thuis JP. mooie tijd gehad en nu weer "an de gang hor". We hebben wat moois voor je in petto dus rust nog maar even goed uit en dan.....
gr. Jord
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley